IV. fche zonderlinge Murma van Seba , die in het
A fdeel, tweede Deel des Kabinets gevonden wordt ,
HoJ d- te betrekken zy. De Kaaken zyn zeer
stuk. laDg eD Buisagtig op zyde famengegroeid; het
L y f gevlakt; de Staart Elsvormig (*), Men
vindt daar van , in ’t derde Deel , een zeer
flegte Afbeelding.
ii. C2) Bloot-Rug die Schubbig is 3 met de Rug
o Ö b h e .
Zodanig zyn , volgens Linnbüs , de Kenmerken
van een Vifch, die zeer duidelyk ge.
fchubd is , daar de andere Bloot-Ruggen zig
byna als ongefchubd vertoonen. Immers dee-
z e , die in het Ooftelyke Wereldsdeel gevonden
wordt, heeft, volgens zyne Befchryving , de
Schubben glad, rond en onderfcheidelyk, zelfs
op den Kop; waar in vyf uitgeholde Stippen
z y n , en eenige aan de Onderkaak; gelyk ook
eenige witte Stippen op het agterfte van het
L y f en in de RugviD: want deeze heeft de Rug
niet ongevind. Dus begryp ik niet, hoe dezelve
behooren kan tot de Bloot-Ruggen; ten
zy om de uitwendige gedaante, welke naar die
der Aaien zweemt, en niettemin, van wegen
de
( * ) Gymnotus Maxillis elongatis tubulofis , lateraliter con-
natis , Corpore maculofo , Cauda Subulata. Z'óoph. Gron
Fafc. X. N. 167. Muraaia maxima Orientalis fingularis. Seb]
T h e f II. Tab. 69. N. 3. Gymnotus varius Roftro produc-
tiore. SEB. Th ef. III.p . 99. Tab. 32. f. $.
( z ) Gymnotus Squamofus, Dorlb pinnato. Syft. Nat. X.
de duidelyke Schubben , den Vifch van dat
Geflagt onderfcheidt; gelyk dezelve o ok , wegens
de wyde gaaping der Kieuwendekzelen,
niet tot de Aaien kon behooren.
De Rugvin begint, in deeze Vifch, kort ag-
ter den Kop, of daar de Nek eindigt, en ftrekt
zig tot byna aan het end van de Staart uit.
Men heeft ’er in geteld 46 Beentjes en 28 in
de Aarsvin, 16 in die van de Staart. In de
Borftvinnen waren ’er 14. Het Kieuwen-Vlies
hadt v y f Straalen. De Kop was plat en byna
glad: voorde Neusgaten hadt hy twee geknotte
Sprieten. De Navel was in ’t midden van ’t
L y f : de Zydftreep verheven; het L y f meer dan
een Span lang, taamelyk dik, omtrent rolrond,
aan ’t Staart-end op zyde plattig: de Kleur donker
met bruine Randen.
(3) Bloot-Rug, wiens Aarsvin uitloopt tot aan
’ t end v a n de geknotte Staart; de Onderkaak
een weinig uitfleékende.
Ik gebruik de Kenmerken, die de Heer Gro»
noviüs thans opgeeft, om hier de Befchryving
te plaatzen van een Schepzel, dat hedendaags
niet minder Gerugts maakt in de Wereld, dan
wel-
IV.
Hoofdstuk.
ra. 'TremuLus«
Beef-Aal.
(3) Gymnotus Pinna Ani ad extremum Cauda: lat* trunca.
tjt continuata; Maxilla infeiiote paulo longiore. Zoöph. Gr on.
j'afc. I, N. 1S9. Gymnotus Maxillis rotundatis aajualibus;
Cauda truncata , fiibtus pinnata. A d . Helvet. Tom. IV. p.
27. Tab. III. Gymnotus nigricans , Capite plagio-plateo, Caudi
curta obtufa , virtutc Torpedo. SEB. Thes. III. p. 108. T.
34.