jgö B E 8 C H R Y V 1 NC VAN
1V. wordende, zig verbergt in een groefje van de
A fdeel» Bovenkaak. Ook vindt men , in de Onder-
XXV. kaak, vier Tanden grooter en langer dan in de
Hoofdstuk.
overigen.
Deeze en de voorgaande zyn zo gemeene
Vifichen in Italië , dat menze aldaar dikwils,
gelyk hier de Haringen, by de hoop verkoopt,
zonder tellen of weegen. Evenwel ka nmenze
gantfeh niet onfmaakelyk agten. In de Geneeskunde
hebben de Ouden ’er veel werks van gemaakt.
De Klooven van ’t Fondament werden
door de Afch der Koppen, en die der Lippen
met den Pekel van deezen Vifch genezen: want het
fcbynt dat men hem inzoutte, en daarom, mis*
fchien, heeft Gaza denzelven Haléc getyteld.
Aan de Kufl van de Adriatifche Zee noemt men
hem, hedendaags, Sclave.
vu. (7) Zee-Braajem met een Oogje onder aan de
steen-B«a- Staart, bet L y f imtagtig.
fem. .
In de Befchryving van ’t Koninglyk Sweed-
fche Kabinet is deeze voorgefteld onder den
Geflagtnaam van Scictna. De Heer G ronovius
maakt thans een nieuw Geflagt, met den tytel
van Scarus, waar in nog twee anderen door
hem
(7) Sparus ocello fubcaudali , Corpore candicante. Syft.
Nat. X. Sciacna ocello' 'ad bafm pinna: Caud*. Muf. Ad.
Fr. I. p. 65. Sparus Roftro plagio-plateo , rufefcens , ma-
cul^ nlgra , Iride alba , ad Caudam fubrotundam. Gronw
Muf. II. N. 18 j . T. 6. f. 3. Scarus rufelcens , maculis
duabus annulatis utrinque ad Pinnas Pe&oxales & Caudam»
Z-Uph. G r » n . N. 22S. pag. «7. ;
hem gebragt zyn. Hy noemt deezen Scarus,
die twee geringde Vlakken, wederzyds, aan de
Borftvinnen en Staart heeft: dat is , aan ieder
één, gelyk de zeer» fraaije Afbeelding van zyn
Ed. aanwyft. Het Voorwerp was uit Suriname
afkomftig. Men vindt ’er meer Beentjes
in de Rugvin en minder in de Aarsvin, dan in
de voorgaande Soorten van dit Geflagt, *t welk
uit de Tellingen van dit en dat van ’t Sweed-
fche Kabinet , die nagenoeg overeenkomen ,
blykbaar is.
(8) Zee-Braafem met een Oogje onder aan de
Staart, den Kop nsagtig, de Staart onverdeeld.
Ö f de Örpbeus der Ouden, en de Örpbus der
hedendaagfche Grieken de zelfde Vifch zyn 1
heeft men geen zekerheid. Deeze laatfle,
fchryft Rondeletius , wordt fomtyds twintig
Ponden zwaar, en men houdt hem voor een
der lekkerftè Geregten. De Kleur is op de
Rug zwart- aan den Buik witagtig o f blank: de
Kop byna rood. Hy heeft het L y f meer plat
dan rond, dat is breed en lang , een kleinen
Bekj^ de Schubben ruuw, de Vinnen bont. In
de Rugvin zyn tien fcherpe Doornen. ' Hy eet
Kruiden of Zee-Wier, gelyk de Spaaren.
CsO
(g) Sparus ocelio fubcaudali, Capite rufefcente, Cauda in«
tegra. f- Syft- Nat, X. Sparus varius macula nigra ad
Caudam in extremo sequalem. ART. Gen. 37. Syto. 63. Or*
pheus Veterum & Eéllonil. WiLL. p- 314,31J1. RAJ. p. rJ 3,
I. Deel. VII. Stuk. Bb 2
'IV.
Af DE: Et,
XXV.
HooFö*
STUK.
Vlli.
Orpheus,