XVIII.
H oofdstuk;.
zeven o f agt Duimen breed , ftrekt zig van dcri
top des Hoofds tot aan het hegin van de
Staart; beftaande uit een Vlies, op ’t gevoel
Lederagtig en inwendig geftaafd met zagte
^Graatjes. De Vin daar tegenover, die van de
Navel naar de Staart loopt, is naauwlyks een
Duim breed. De Staart, ongevaar anderhalf
Voet lang, is met twee Hoorens zeer wyd uit-
gefpannen (*). De geheele Vifch is bekleed
met zeer kleine Schubbetjes, naauwlyks ge-
voelbaar, zo dat hy glad voorkomt. De Kleur
is aan den Buik witagtig, voor ’t overige Groen
en Zilveragtig gemengeld, met Öemelfchblaau-
we Vlakken döorfpreid van verfcheiderley grootte.
Het Vleefch droog en van goede fmaak ( f ) .
Ik moet hier nog gewag maaken van de Beentjes
o f Straalen der overige Vinnen. In de Borden
'Buikvinnen heeft deeze Dorado ’er byna
evenveel als de voorgaande , te weeten 19 in
de eerde, en 6 in de laatden: doch maar 23
in de Aarsvin, waar de andere 26 of 27 heeft.
In de Staartvin vondt de Heer O sbegk ’er, in
beiden, 20: maar het Kieuwen-Vlies hadt in
deeze 6 , in de andere 10 Straalen.
(3)
(*) Ik dsnk dat het de Staart zal zyn van zodanig een
Vifch , die ik onlangs gekogt heb , onder den naam van
een [Dolphyns-Staart. Dezelve heeft volkomen de geftalte
van een V, met de beide beenen even breed, een Voet latg
en aan ’t end fpits uitloopende , alwaaf zy tien ©pitnen vaa
elkander zyn.
( t ) Wi l l . H i ß . P i ß . pi 214,
(3) Oranje• Vifch. met vyf zwarte Vlakken, IV.
overlangs naar den Kop hopende. ^ x v i^
Deeze Chineefche o f Ooftindifche, waar van
wy de Afbeelding uit de Verhandelingen der m.
Koninglyke Akademie van Stokholm mede dee-
len , wordt aangemerkt de gene te zyn , dien Vl^hj XI
V a l e n t y n Rivier - Dolpbyn getyteld heeft. F,s-
De Sweedfche Vice- Admiraal A n k a rk ro n a
geeft ’er, onderden naam van Vyfvinger-Vifch,
de volgende BefchryviDg van (*).
De Geftalte zweemt naar die van een Tong,
zynde driemaal zo laDg als breed, aan de zyde
zeer ingedrukt; zo dat hy langs den Buik en
Rug zo dun zy als een ftompe Degen. De
Schubben zyn zo groot als in een Braafem,
ftomp , glad en met een bleeke dwarsftreep
getekend. Aan de zyden van den Kop, daar de
Wangen Vleezig zyn, ziet men kleine Schubbetjes
, doch anders nergens. De Kop is zeer
ftomp van vooren, met heldere ronde Oogen;
de Kaaken even lang, met kleine fpitfe Tandjes
digt bezet, doch de twee voorften, boven en onder,
veel grooter , en zelfs met een geflooten
Bek zigtbaar hebbende. Het Kieuwendekzel be-
ftaat uit drie vlakke Beenderen, die over elkander
(3) Ceryphitna maculis nigris quinis verfris Caput longitu-
(Jinalibus. Syfl. Nat. X. Blennius maculis quinqtie utrimquq
yerfus Caput nigris. AU. Stock,h. 1740. p. 242. Tab, J11, f,
2. Rivier-Dolfyn. VALENt . Amboin, V. p. 43 J- Tab, 292,
( * ) Stokholm/. V e rh a n d . Vol. II. voor 174°, PagÏ.
PEEt, VII. STUR. $
P » i