IV.
A fdf.rl.
XXIII.
H oofd.
STUK.
Both.
Geftalt«.
of gemarmerd met donkere Vlakken, gelyk
WiLLouGHBY zegt , en dikwils roodagtig.
Men vindt onder de Bothen ook wel eens, die
aan beide Zyden witagtig zyn : hoedanig een
Voorwerp gemelde Heer, in zyne wel geftof-
feerde Verzameling van VilTchea, bewaart.
Omtrent de Geftalte is het zeker , dat de
Bothen wat fmaller en dikker van L y f , dan
Scholletjes van de zelfde grootte, zyn. Voorts
heeft men een duidelyk Kenmerk tot onder-
fcheiding aan de ruuwe Knobbeltjes, die op de
bruine Zyde langs de Vinnen loopen, en naar
agteren gedoomd z y n : zo dat men, van voo-
ren ftrykende , geene ruuwheid gewaar wordt.
De Zydftreep, die ook eenigermaate en voor
een gedeelte ruuw is,loopt, tot aan de Staart,
byna regt uit. Onder de Tellingen van de
Beentjes der Vinnen vindt men ook een mer-
kelyk verfdhil ; hoewel ’e r , in ’t algemeen»
minder zyn in de rondloopende Vinnen, dan in
de Schol. De Heer Gronovius vindt hier in
beiden meer, dan men in Sweeden gevonden
hadt; zo dat de Telling van zyn Ed., in de
Both, het meefte uitlevert, ’t Getal isv io de
Rugvin, van 54 tot 6 2 , , in de Aarsvin van 40
tot 43. In de overige Vinnen was het getal
der Beentjes byDa het zelfde als in de Schollen.
De Ingewanden zyn ook nagenoeg eveneens.
In de hoedanigheid is , ten opzigt van de plaats,
daar deeze Vifch gevangen wordt, een groot
verfchil: ’t welk onze Y.Both, en die van ’c
Barn»
Barnde Gat inzonderheid , zo voortreffelyk IV.
maakt. ten opzigt van den Both, dien men op Afdeel*
de Zuider-Zee en elders vangt. Deeze Vifch hoofd*_
fchynt beft te aarten in minder zoute en ftiller stuk.
Wateren , op een Zandigen., doch niettemin Both'
flibberigen Grond; komende zelfs in Rivieren,
doch meeft in Inhammen of Zeeboezems, voor.
Evenwel vangt menze ook wel aan onze Stranden.
(10) Platvifch met de Oogen aan de regter ,
Zyde, de Schubben ruuw, een doorn aan de Ruuv/e
J 5 Schol.
Navel, de Tanden Jlomp. +
Deeze Soort, die Citharus of Lier genoemd
wordt, van wegen zekere Streepen, als de Snaa-
ren op een Speeltuig, welken zy zouden hebben
; is in Vrankryk bekend by den naam van
Limande, in Engeland noemt menze Dab. HeE
is niet anders dan een Schol, verfchillende van
de gewoonen, in Vrankryk Qarrelet genaamd ,
wegens hunne Vierkantige gedaante; door dikker
te zyn , met grooter Schubben , zonder
Knobbels op den Kop en zonder Vlakjes op
het Lyf. Dit laatfte Kenmerk is egter twy-
felagtig , gelyk wy gezien hebben , en onder
onze Schollen komen ’er voor, die taamelyk
ruuw zyn van Schubben.
( *G
. (10) Pleurone&es Oculis dextris, Squamis alperis, fpiniad
Anum, Dentibus obtufis. Ar t . Gen. 17. Syn. 13. Pafler afper
fiv-e Squatnofus. WlLL, p. 57. RAJ. p. 31. Citharus, Chap.L'
p. 145. ' • 7,'
I. Deel. VU. Stuk. Y 3