34« B e s c h r y v i n g v a n
IV. ( i i ) Platvifcb met de ,0 ogen aan de regter
A fdeel. Zyde, bet Lyf langwerpig rauw, de Boven»
XXIll. f>aafc langjl'
H oofdstuk.
j-je vaQ deeze Soort wordt louter afge-
Stla. leid van de Geftake, die zeer naar een Offen-
Tong, Xong zweemt; weshalve de Ouden hem Bu'
glojfus noemden o f Lingulaca en Solea, als naar
de Zool van den Voet, o f van een Schoen, ge.
lykende. In k Engelfch en Franfch noemt
men hem Sole en fomtyds Soul, in k Sweedfch
Tunga in k Deenfch Tungpleder, dat is Tong-
Schol, o f Schol die de gedaante heeft van de
Tong. De HïppogloJJus en CynogloJJus, die ook
van dergelyke Geftake hunne benaaming zouden
hebben, dat is de Heilboth en Scharre-Tong,
zyn reeds befchreeven.
De Tong is een taamelyk gemeene Zee*
Vifch , zo op de Kuften van Europa aan den
Oceaan, als op die van de MiddellandfcheZee ;
doch in veelheid komt hy niet by de anderen.
Men plagt hem dé Zee-Patrys te noemen, wee-
gens zyne lekkerheid. Hy heeft die Eigen'
fchap, dat hy ver kan gevoerd worden, zonder
te bederven; om dat hy zo vaft is van Vleefch.
Aan de Kaap der Goede Hope, zelfs, worde
do
(x r) Pleurone&es Oculis dextris , Corpore alpero ob-
longo , Maxilla fuperiore longiore. Syfl. Nat. X. Pleuro-
neftes maxilla fuperiore longiore, Corpore oblongo ,Squamis
utrimque alperls ART. Gen. is. Syn. 32.. Spec. So. Faun. Suec.
295- Pleuroneäes Tunga It. Weßgoth. 57s. ^ugloflüs live Sol
§a. WILD. p. 1^0. RAJ p. 5 3 .
de Zee-Tong gehouden voor een der ligtft ver- jy ,
teerbaare en gezondfte Viiïchen. A fdeel.
De Geftake is plat en dun , veel langer en XXiII.
finalist dan de Schol o f Both, en zelden langer STÜK>
dan een Voet. Aan de eene Zyde is de Kleur Tong.
zwartagtig bruin, aan de andere Zyde witagtig. Geftaire.
Aan de eerftgemelde Zyd e, die de regter Zyde
genoemd wordt, vindt men de OogeD, welken
de‘ Heer G uonovius, in deeze Soort van Plat*
vifch , nooit aan de flinker Zyde gevonden
hadt.' Hy heeft geen Tanden daar in gezien,
doch zeer kleine flappe Vezeltjes aan de beide
Kaaken, op de witte Zyde (*). Zyn Ed. geeft
het getal der Beentjes in de Vinnen niet op.
A r t e d i hadt in de Rugvin 91 Straalen gevon?
den en 74 in de Aarsvin; daar in de eerfte maar
7 1 , inde andere 40, in Sweeden geteld werden.
k Getal der Beentjes van de Staartvin
verfchilde nog meer, zynde by hem 14 aangetekend
, eD 40 in Sweeden geteld. De Borft-
vinnen hadden 9 , de Buikvin 5 Straalen. Ook
fchryft A r t e d i ’er kleine Tandjes aan toe , in
de beide Kaaken. De Zydftreep loopt regt 5
de Schubben zyn , z o de Heer G ronovius zegt,
by uitftek klein ( f ) ; doch volgens Doktor
B a s t e r waren de Schubben van den Tong
g ro Q tft, van den Both kleinft, en die van den
Schol
{*) Maxillx utrxque, in latere albo feu finiftro, Cirrrs
minutiffimis innumeris flaccidis hispid*. Dentes in AJaxillis
nulli. Zóophyl. Gron. Fafc. X. p. 7+. N. 291.
( f ) Squamx minutiflim.c afperx. Ibidem..
j. Deul. vil. Stuk. Y '4