IV. zen, zo wel als in die van andere Viflchen,
fdeel. werdt door hem fomtyds een aanmerkelyke
Hoofd- SPeelic§ der Natuur ontdekt, die dezelven ,
stuk. door een regelmaatige vergaaring van uitpuilingen
, naar een tros Druiven deedt gelyken. Het
verlangde Merg , merkt hy aan , is in veele
VilTchen , door een Spleet , overlangs verdeeld
(*). De Herfenen zyn, in hun allen,
zeer klein.
Beenderen. Alle Graat-Viflchen hebben een zeer groot
getal van Beenderen of Beenige Stukken, waar
van er omtrent tagtig gevonden worden in de
Kop van een Baars. Onder de Oogen heeft
dezelve ’er tien aan beide zyden ; v y f in de
Tongen elf die het Bekkeneel uitmaaken, waar
van het naafte aan de Wervel beenderen grootft
is, met verfcheide uitflekken en holligheden,
bevattende, in zyn onderfte gedeelte, de
twee Zaagjes, hier voor befchreeven. De ge-
ftalte en grootte van deeze Beenige ftukken is
oneindig verfchillende; doch de Beentjes van
’t Gehemelte hebben , in een zelfde Geflagt,
altoos de zelfde figuur, zegt Artedi (f). Zelfs
hebben de gefchubde Viflchen Sleutel- en Borft-
beenderen , en Schouderbeenderen , daar de
Borft-.
(* ) Collins Anatomy, ut fupra. Tab. LXVII. Fig. 4.
(f ) Van deezen Autheur zyn de meefte Byzonderheden
tot de Geftalte , uit- en inwendige deelen der Viflchen be-
noorende, door ons ontleend.
Borftvinnen aan gehegt zyn: alsook Beentjes iy.
tot inplanting der Buikvinnen. De Wervelen Afdeel.
en Ribben, die men gemeenlyk Graaten noemt, K
zyn in getal verfchillende in een zelfde Geflagt STÜK/
van Viflchen. In veelen zyn de Ribben, met
tuflchenkomende Kraakbeenderen, aan de Rug-
gegraat gehegt; gelykin de Karper, Braaflem,
Snoek , Salm , Houting , Makreel , en z.; in
anderen vry en niet aan de Wervelen raakende,
't welk in de Baars, Kabeljaauw en eenige Plat-
viflchen plaats heeft. Het laatfte der Rugge-
graaten loopt in twee Uitflekken uit, door middel
van welken de Beentjes van de Staartvin
vaftigheid bekomen. Voorts zyn in alle Vinnen
eenige Beentjes , van welker getal, thans,
de onderfcheiding der Soorten mede wordt afgeleid.
In fommige Viflchen zyn deeze Beentjes
flap en buigzaam , in anderen fiy f , fpits en Aas.
fcherp; gelyk men dit onderfcheid, in de Karper
en Baars, dagelyks waarneemt.
Het Voedzel der Viflchen is verfchillende.
Meeft fchynt hetzelve te beftaan in Waterdiertjes
van allerley Soort: ook Vifchjes en Kikvorfchen;
naar de grootte der Viflchen of naar dat zy ver-
flindende zyn van aart. Dus ziet men dat
de Snoek zelfs Water-Rotten en Vogelen in-
flokt. Ik heb in de Maag van een Baars, die
meer dan een Voet lang was , een geheelen
Kikvorfch gevonden. Myn Vrouw haalt, uit
de Schelviflchen, Zee-Sterretjes, enz. In de
I.Deel. vii. Stuk. Ka