jy zien , die door een verheven Linie, overlangs i
A fdeel, in twee deelen zyn gefcheiden. In het gedeelte
XVII. naar de Staart to e , zyn de Streepen voorzien
H oofd. met beweeglyke, aan elkander raakende, or-
dentlyk gefchikte Stekels; door middel van welken
zy aan de Schepen en Zee - Monfters bly-
ven hangen. De Onderkaak ftèëkt voorby de
Bovenkaak uit. Verfcheide ryën Tanden zyn
’er op de Kaaken, •Fpng en aan ’t Gehemelte.
De Schubben zyn zo klein, dat men die naauw-
lyks kan zien. Zéven Vinnen heeft het Vnch-
je aan zyn L y f ; waar van de Rugvin 22, de
Borfirvinnen ieder 25 , de Buikvinnen 6 , de
Aarsvin 22 en de Staart 17 Beentjes of Straa-
len heeft. Byna het zelfde getal vindt men
in die van ’t Sweedfch Kabinet te Upfal.
n. (2) Zuiger - Vifch met de Staart 'óngëvorkt en °P ^ea Kop vierentwintig Streepen.
gcr. Een byzondere Soort heeft men gemeend te
moeten maaken van een Zuiger* Vifch, die, zo
wel als de voorige, zig in de Indifche Oceaan
onthoudt, en de Iperuquiba o f Piraquiba zou
zyn der Braliliaanen. Aan deezen wordt, in ’t
byzonder, de bynaam toegepaft van Naucrates:
want het zou deeze moeten zyn , die in Haat
ware tot het tegenhouden van groote Schepen.
Immers hy verfchilt van den voorgaanden, door
het
(z) Echenéis Cauda integra, ftriis Capitis viginti quatuor.
Syft. Nat. X. Va lisn. Nat. I. Tab. 44. Echenéis Naucrates.
HASSELq. Itin. p, .344. N. dg.
het L y f grooter, de Staart langer, en de Vin-
nen fcherper te hebben , zo L inn^eus aanmerkt.
De Heer H a sselq ü ist vondt te Alexandrie,
in Egypte, zulk een Zuiger-Vifch , van de
Arabieren Chamel o f Ferrhun genaamd, zeer
zeldzaam in die Wateren, De langte van deezen
Vifch was vier en een half Span, of tuflchen
de drie en vier Voeten, wanneer men een Span
rekent op drievierden Voets; en hy hadt een
Schild op deq Kop van zeven Duimen lang.
'Zulks beveiligt niet alleen myn voorig gefielde,
maar het geeft ook zekerheid, dat ’er Zuiger-
Vilfchen zyn, tot welken een Haring minder
evenredigheid heeft, dan een Schuit tot een
Schip, ’t Getal der Beentjes in de Rugvin wa#39,
in de Aarsvin 36, in de Borltvinnen 19 , in de
Buikvinnen <5, en 16 in de Staartvin: de Kleur
van de Vinnen en Rug zwart; van den Buik Zeegroen
, met een glinlterende Streep op de Zyden.
De Heer J. D e k n a t e l , vermaard Apotheker
hier ter Stede,heeft my uit zyne Verzameling,
tot het maaken van onze Afbeelding, een Zuiger
- Vifch medegedeeld , die weezentlyk de
Kenmerken heeft van deeze Soort: te weeten,
de Staart ongevorkc, en vierentwintig Streepen
in het Kopfchild. De langte van deezen Vifch
is zeventien Duimen, Rynlandfche Maat: de
breedte van den Kop, by de Borllvinnen, ge-
lyk ook de langte van het voorlte Beentje der-
zelven, twee Duim. ’£ Schild heeft de langte
l Deel. vii. Stuk, R 4 van
IV.
A fdeel.
XVII.
Hoofdstuk.
pi. LX.
FiS. 6.