jv# ( i ) Omber- Vifch , die aan de zyden van den
A fökeu Kop een dubbele ry beeft van Schubben.
XXVII.
Hoofd- De Rugvin hadt, iö deeze Soort, 23 Beent*
stuk. j es ^ van ypgjjfgQ ejf gedoomd; de Borftvinnen
Cappa. 16, de Staartvin 17. In de Buikvinnen waren
6 Straalen en één, in de Aars vin 13 en drie
Doornagtig; gelyk in veelen van ’e voorgaande
Geflagt. Men vindt dezelve in de Middel,
landfche Zee.
I1* (2) Omber. Vifch met de Rugvin tujfchen twee
Lepisma.
Schubbige bladen verber gelyk.
De eze, waar van de Woonplaats onbekend
was, hadt in de Rugvin 19 Straalen, en daar-
. van tien gedoomd; n in de Borftvinnen, 13
in de Staartvin, 11 in de Aarsvïn, waar van drie
gedoomd: de Buikvinnen als boven.
in. (3) Omber - Vifch met een bruine Vlak op ’j
Unbaacuiate, midden van ieder Zyde.
’ t Getal der Straalen in de Rugvin van deeze
Soort was 21 en elf daar van gedoomd: in de
Borftvinnen 15 en 17 in de Staartvin. De Buikvinnen
volftrekt, de Aarsvin nagenoeg, als in
de voorgaande.
(4)
( i) Sciama Capitis latetibus Squamarutn ordine duplici.
S'jfl. Nat. X.
(z) Scixna Pinna Dorfali intra duo folia Squamea recon-
denda. Syfl. Nat. X.
(3) Scisna macuia. fufci in medio utriusque Lateris. Syi/f,
Nat. X. '
(4) Omber - Vifch die zwart-bont is , met de IV.
Buikvinnen zeer zwart. A fdeel»
xxvir.
Een groote misflag o( Schryf-feil maakt de Hoofd*
Kenmerken van deezen Vifch, in ’t Latynfche
Werk van L inn^eüs, onverftaanbaar. Artedj Umbra.
Kraay-Vifch.
hadt nigerrimis gezegd , ten opzigt van de Buik* pi. lxii.
vinnen , en daar vind ik gedrukt integerrimis. ’s‘ 7'
Men ziet ligtelyk, welk een groot yerfchil dit
maaken moet in de Denkbeelden , en welk
een duifterheid. Ondertuflchen heeft men zulks
in het Kort Begrip van ’t Samenftel der Natuur
, te Leiden uitgegeven, onveranderd nagevolgd.
Het is de Coracims der Ouden, dien men ook
Corvulus en Graculus, of Corvinus noemde ;
waarfchynlyk van wegen de zwart- o f bruinheid,
die hem naar een Kraay o f Kaauw gelyken deedt.
E n, gelyk ’er witte Raaven zyn, zo vindt meq
ook van een witten Coracims, die veel minder
zwart was dan de anderen , gewag gemaakt.
’t SchynL twyfelagtig, o f men den genen, die
Umbrino te Rome genoemd werdt, ook tot
deeze Soort te betrekken hebbe. De Corvo
der Venetiaanen wordt gerekend tot de volgende
Soort, die de Umbra der Ouden is, te
behooren. In ’t Hoogduitfch noemt men hem
Meer-
(4) Sciaina nigro-varia, Pinnis Ventralibus nigerrimis. Art.
Gen. 39. Syn. 6;. Coraeinus. Wi l l . p. 3°°- Raj. p. 9*.
Sciama Umbra. HASSEÈq. Itin. p. 3J2-[397-3 N. So. JONSX-
Tab. XV. Fig. +, »
I.De ï l . VII. Stuk.