IV. genen bevat die drie Rugvinnen hebben en geen
Afdeel. Baardje o f Baardjes aan den Bek, is deeze da
Hoofd- eerfte by Linn^us- Dezelve fchynt aan Ar.
stuk. t e d i niet regt bekend geweeft te zyn ; alzo
. f * hy twyfelt, o f deeze Vifch ook beboore tot
Bcbelvtfch. -1
den genen , welken de Engelfchen Wbiting-
Pollack noemen , die egter thans aangemerkt
wordt als een andere Soort; dewyl deeze de
Zydftreep regt heeft. Het is de groenagtige
Afellus van Schooneveld , die weinig voor-
komt aan onze Kuilen, en aldaar Groene Schel-
m he^t, volgens G k on ov ius . In de Atlanci-
fehe Oceaan is deeze, volgens L in n ^ os , zo
gemeen,; dat hy den Hoek, zonder Aas zelfs,
zeer gretig inflokt ; wordende van de Noor-
wegers Sey geheten (*).
„ De Se y , dien wy in ’t Deenfch Graafey
„ noemen {der Kohier) zegt de Heer Pontop-
„ p id 'ANs , is byna den Lier gelyk. Hy heeft
» den Kop wat fpitfer, het L y f fmaller, doch
ook met fyne Schubben voorzien. Zyn
„ Vleefch is grover dan dat van den Dorfch ;
„ weshalve hy ook van niemand, dan enkel
van Boeren en van gemeen Volk o f Dienft-
»> boden, tot Spyze gebruikt wordt. Zp lang
,, de Sey-Vifch o f Kohier klein is , wordt hy
s, Mort geheten, en dan ziet men hem, in oa»
„ telbaare menigte, om het Broedzel van an-
7» dere Viffchen heen fchoolen. Wat ouder
,, wor.
j* wordende noemt men hem Pale, en alsdan IV.
’ , is hy taamelyk goed van fmaak. Vervol- A™EEIfc
„ gens wordt hy Sey Ofs genoemd, en onderfcheiden
in Somer-Se y , die te gelyk met den stuk.
„ Zomer-Haring aankomt, en in '9^ ' ^ ’ Sm ^ L
„ Deeze laatfte is wat kleiner en gaat met de
„ Wal viffchen (* ) de Voorjaars-Haringen na,
„ die aan hun groote Vyanden en Vervolgers
,, hebben. Wanneer deeze, naamelyk van een
„ Walvifch gejaagd worden , die dezelvèn
„ niet verder kan vervolgen, zo vaart de Sey-
,, Vifch voort, de Haringen voor zig uit in
„ een Inham, Bogt of kromte des Lands te
„ jaagen, en dit met zulk een drift, dat hy
„ zelf- fomtyds op ’t, Strand loopt. Op Sund-
,, moer heeft menze dikwils met een Vat uit
,, het Water gefchept, en wel zo v e e l, als
„ men begeerde : want hunne menigte is zo
„ groot, dat geen hunner zig voor de anderen
,, omwenden kan. Ja, dat meer is , fomtyds
,, ziet menze, Schoolswyze, midden in Z e e ,
„ by zo groote troepen, en elkander dermaate
„ knellende , dat veelen daar ; door boven "t
„ Water opgeheven worden, en dat een ee-
„ nig Man met een Klep, dat is te zeggen met
„ zodanig eene aan ’t end van den Stok, waar
,, aan een Hoek is vaft gemaakt, ’er, in een
„ half Uur tyds, van zeftig tot zeventig fluks>
„ naar
(*) Ik denk, dat men door Walviflchen hier Kazilotten te
verftaan hebbe , die groote Viichjaagers zyn. Zie her UI. Stuk
deezer Natuurlijke Hiftorie. biadz. zjo.