374 B e s c h M v i n s v a n
IV. Alle de Beentjes van de Rugvin , op drie
Afdeel. }ö (jeeze Doornagtig. Hy heeft ’er
H*3ofu* io in de Borftvinnen en 14 in de Aarsvin ,
stuk. w a ar van t\Vee fcherp : in de Buikvinnen 6
en één fcherp, als gewoonlyk in dit Geflagr.
®r. (20) Kiipvifch met drie Banden; één over de
iwceOTy- Oogen, één over de Bprjl, en één overlang-
ze’ fen i de Staart ongevorkt.
Uit het Werk van E dwakds wordt deezè
aangehaald door den Heer LmNrËus. Het
L y f is langwerpig Lancetvormig ; met drie
donkere Banden die gfys gezoomd zyn : té
weeten eene dwars door dë Oogen ; een'andere
dwars over de Borft heen, en een derde
zig nitftrekkendé vah.dè Voorfte Rugvin
tot aan ie Staart Deezè Vin is Zeisfenswyze en
loopt fcherp uit f hebbende agter Zig een fmalle
Vin, over de geheele langte van de Rug. Eo-
VvArds noemt hem the Ribbqnd.Fisb, wegens de
Bandeerzelen. De Weftindifche naam fchypt
Guapena te zyn,
f26) Chsc.tocbn Fasciis tribus s Oculari Peftorali longimdina-
lique; Caudi integra, Syfi, Nat, X. Guapena, Edw, A v-
aïp, T. 2,10,
D E Z E E-B R A A S E M S. 375
IV.
A fdeel.
X X V . H O O F D S T Ü K. XXV.
Hoofd-
Befchryvirig van’t Geflagt der Z e e -B raAs em e n ; stuk.
omar onder de roode en bruine en veelerley
geftreepte, de Goud- Steen- en Tand-Braa-
fetn, benevens de Hottentots- en Kaapfche
Goud - Vifch, en veele anderen.
■ en Latynfchen naam Sparus, die daar van Naam.
afgeleid wordt, dat deeze Vifch, uit het
Water genomen zynde,veel beweeging maakt,
zouden wy met een Neerduitfchen Uitgang gebruiken
kunnen: even als men dus met Ka.
meel, Leeuw, en onder de Viflchen met den
Salm gedaan heeft: doch het komt my beter
voor, de Viflchen van dit Geflagt Z ee - B r a a -
sem s te noemen : om dat de meeften dien
naam voeren.
,De Kenmerken beftaan in fterke Sny- o f Kenmerken.
Scheur-Tanden; Kiezen die ftompagtig zyn en
digt ftaan: het Kieuwen-Vlies met v y f Straalen,
de Dekzels gefchubd: het L y f famengedrukt.
De Tanden , die als in deMenfchen en Viervoetige
Dieren z y n , worden door de Lippen gedekt,
zegt A r t e d i: men vindtze alleenlyk in
de Kaaken en Keel. ’t Gehemelte en de Tong
is glad: de Rugvin enkeld : de Oogen met een
ruime Huid gedekt: de Staart doqrgaans gevorkt.
De Darmen , voegt hy ’er b y , zyn
lang , met Slingeringen en dikwils aan het
1. deel. vit. stuk. A a 4 Darm.
ynf!
SSmI t-ft;
VSt-f
im
m
m
'Wm
y-Caf.i
l i l
mt
i l
f i
mm.