302, B e s c h r y v i n g v a n
iv .
Afdeeu
x x i. XXL H O O F D S T U K.
Hoofdstuk.
Befcbryving van 't Geflagt der Zee - Scorpioenen
, wegens hunne Stekeligheid dus genaamd,
tot welken de Noorfche Zee - Ulk, en Bengaal-
fcbe Tover - Vifch, fcbynen te bebooren.
O nder den naam van Scorpcena, die door de
Ou den reeds aan zekere Viiïchen gegeven
was, welken laater Autheuren Scorpius marinus
o f Z e e - Sc o r pio en getyteld hebben , komt
dit Geflagt voor. De Kenmerken zouden be-
ftaan, in een groote Stekelige Kop, de Oogen
digt aan elkander: Tanden in de Kaaken * het
Gehemelte en de Keel: doch dit wordt ook in
veelen van ’t voorgaandej Geflagt gevonden.
Dat in het Kieuwen - Vlies zeven Straalen zyn,
en maar zes in dat van den voorgaanden, komt
my voor als een fyne onderfcheiding. De
Baardjes, die ’er aan den Kop der Zee-Scorpioe-
nen zyn, maaken wel het duidelykfte verfchil
met' de Knorhaanen uit.
In dit geflagt zyn maar twee Soorten , een
kleine en een groote, als volgt.
i. ( i ) Zee-Scorpioen met Baardjes aan de Oogen
ideLne en Neusgaten.
Vin-
( i) Scorpzna citris ad Ociilos Narelque. Syfl. Nat. X. Gen.
137. Zeus cirris fupra Oculos & Nares. Maf. Ad. Fr. I. p.
€8. Scorpzna pinnulis ad Oculos & Nares. Art. Gen. 47.
Syn. 75. HASSELQj. Itin. 330. Scorpius minor & Scorpsna*
Wu-L.'p. 331. Raj. p. 14a,
Vinnetjes by de Oogen en Neusgaten, hadt
Arteoi aan deezen toegefchreven: Spiegelvifch
met Baardjes boven de Oogen en Neusgaten,
hadt L inn^us hem , in de Befchryving des
Kabinets van den Koning van Sweeden, gecy-
teld. Die byhangzels onderfcheiden hem genoegzaam
van onze vyfde Soort van Knorhaanen
: doch het is zonderling, dat fommigen de-
,zeiven geenszins by de Oogen, anderen in ’t
geheel niet vinden (*). De Kop is , inzonderheid
op de Kieuwendetóels, zeer fterk gedoomd
; gelyk de, Heer G ronovius dit in een
Voorwerp van den Heer V osma er , uit den
Atlantifchen Oceaan , waargenomen h eeft; ’t
welk zeer naauwkeurig van hem befchreeven
wordt ( f) .
Zyn w e l. Ed. heeft deeze beide Soorten thans
betrokken tot het Geflagt der Baarfen, noemende
deeze: Baars met ééne Rugvin, den Kop
Kuilagtig, gedoomd , ongefchubd: den Bek ongekneveld
Baardjes aan de Oogen, aan de zyden van
,’t
f*) In het onderfte Kaakebeen zyn veele kleine Baardjes
en in het boventie eenige weinigen. Ook, fteekt een enk'eld
Baardje, van vooren , aan weerkanten van het Neusgat ■ uit;
maar, langs de Zylyn ziet men zeer veele kleine, poch,
daar is ’er geen omtrent ie Oogen. SERA. Thef III. p. 79.
Tab XXVIII. N. 1. Ook wordt tot deezen, van: den Heer
Gronovius, betrokken die Vifch, welken de Heer Kl e in
genoemd heeft, Coryftion fordiie fdv'efcehs, unica.. param in-
terrtipta, Pinna. Dorfali, Capat crehris Spinis horridamCy ra-
gofam , appendicibas carens ; dat is , zonder Byhangzels.
KLEIN. Mijf. IV. p., 47. N. 13.
( f ) Zoéphyl. Gron. Fafc. I. p. 87.
J.Deel, Vil. Stuk.
IV.
A pdesi..
XXI.
Hoofdstuk.