IV. ften is , in ieder Vin, één ftyf Beentje. De
A fdeel, Staartvin heeft 14 Straalen.
XXV.
H oofd- . Braafem met de 'Staart onverdeeld,
’ iei L y f van boven groenagtig, van onderen
GaliUus. Witm
Galiletfche.
De Heer Hasselquist hééft dén gemelden
bynaam gegeven aan een Soort van Zee-Braafem,
die hedendaags in het Meir Genezareth,
iö Galilsea, gevonden wordt: des het zeer waar-
fchynlyk is, dat de wonderbaare Vifchvangft,
waarvan in het Vyfde Kapittel van ’c Evangelium
van Lukas wordt gewaagd, uit zodanige
VifFchen beftaan hebbe : zo L innalüs aan-
merkt.
De Galileefche Zee - Braafem is booger daß
breed; hy heeft den Kóp zeer fteilafioopende,
de Snoet kort, de Bovenkaak langft; de gaa-
ping van den Bek klein: de Kaaken digt bezet
met kleine Tandjes: het Gehemelte en de Tong
glad: de Oogen groot met geele Kringen. De
Schubben zyn breed, elfen , en los zittende:
de Kieuwendekzelen gefchubd : in het Kieuwenvlies
v y f Straalen. ’t Getal der Beentjes
van de Rugvin is 3 1 , waar onder zeventien gedoomde;
in de Borftvinnen vindt men ’er 1 1 ,
in de Buikvinnen 7 , in de Aarsvin i j , waar
van
• (22) Spams Cauda integri, Corpore fupra virefcente, fu.btus
albo. f'. Syft, Nat. X. Sparus GaliUus. HASSELq. lm ,
ü+3. N, 7*.
van de drie voorden Doornagtig; iD de Staart- IV.
vin 20. De Staart was aan ’t end gelyk: de Afdeel.
Kleur van de Kop, Rug, en de Aarsvin groen ,
van de Zyden Zilveragtig: aan den Buik en de stük.
Vinnen nagenoeg wit: de langte een Span en
twee Duimen, de breedte een halve pan.
Gemelde Doktor befchryft nog een Zee- Egyptirche*
Braafem ( * ) , die van de Egyptenaars Girelle
geheten wordt. Mooglyk zal het deeze z y n ,
door welken de Overftrooming van den Nyl
wordt aangekondigd; want men vaDgt hem in
die Rivier. De Geftalte fchynt weinig van de
andere Zee-Braafems teverfchillen , maar in de
Vinnen hadt hy, zo veel ik z ie , geen gedoomde
Straalen. De Kleur was, aan den Kop,
ten deele zwart, ten deele geel; op de Rug
zwartagtig bruin; op de Zyden, dan een blaau*
we Streep, dan een geele, en daar onder we-
derzyds een zwarte Vlak. Gemelde blaauwe-
Streep, aan de Rug, was in blaauwe fpitfen
verdeeld, die beurtlings tegenover de genen
kwamen, welken men onder de Zydftreep vondc.
De halve Zyden en de & Buik waren wit: de
Staart bruin en geel gemengeld : de Vinnen
witagtig, behalve dat het tweede Beentje van
de Rugvin een roode tip hadt. Van de grootte
vfyd ik. niets gemeld.
( * ) Sparus Niloticul. HAS8ELQ. /<». >ï. 7J■ P* 3*7.
X. deel. v u , stuk. C c 3 XX Vf