B ; s c h r y v i it g v a n
ty Om welke reden ’er de bynaam van Middel-
A fdeel. lacdfche aan gegeven z y , is my zeer duider.
^111
H oofd-
STUK.
X IV. H O O F D S T U K .
Bejcbryving van ’ t Geflagt der Sn o t v is sc h e n ,
tot welken de zogenaamde Zee-Leeurikken en
Vlinder - Viffchen , als ook de Mag- of Kwab.
Aal, die levendige Jongen voortbrengt, en anderen
beboeren.
Naaai. " T V en Geflagtnaam B l e n Niu s , die afgeleid
1 / wordt van Blenna, dat Slym o f Snot be*
tekent s en aan deeze Viffchen wegéns hunne
ihotterige Slymigheid, waar in zy uitmuncen,
gegeven is , kunnen wy gevoeglyk Sn o tv isch
vertaal en. De Ouden hebben denzelven reeds
gebruikt.
Kenmerken. Artedi is omtrent de Kenmerken zeer uitvoerig,
brengende dit Geflagt ’t huis onder de
Vififchen met fcherpe o f gedoomde Vinnen ,
welker Kieuwen - Vlies , in dit Geflagt, zes
Beentjes heeft, die duidelyk te onderfcheiden
zyn. De Kop, zegt hy, is houger dan breed,
gelyk ook het L y f , dat L ïnn^us Lancetvor-
fnig noemt. De Kop loopt fteil af van de Oo.
gen naar den B ek , en is gedekt, o f, zo de
Heer G roNOvius zegt, doorgaans tuffchen de
Oogen, ’t zy met byzondere Vinnetjes o f Bor-
ftels , ’t zy met de voorfte Straalen van de
Rugvin, gekamd. De Buikvinnen hebben twee
d e S n o t v i s s c h: e n . 2 2$
Rompe Beentjes. De Aarsvin is afgezonderd. JV.
De Rugvin, die gemeenlyk van den Kop zig Afdeeu
byna tot aan de Staart uitftrekt, heeft dik- j j00f*D„
wils eenige fcherp, gedoomde Straalen: fomtyds stuk,
vindt men die Stekels alleenlyk als zekere aan-
hangzels op den Kop, die daar de gemekte
Kam maaken.
Van 'Soorten is dit Geflagt niet fchaats be*
deeld. A r t e d i hadt ’er maar zeVeti in; doch
door L in n ^èu s zyn ’er twaalf opgetekénd;
waar onder ook wederom Encbelyopi, of Aal-
gelykende Viffchen, van Klein enGRONovios,
behooren. De zes eerften hebben het Hoofd
gekamd, de zes laatften ongekamd.
£t) Snotvisch met een dvoarfe Huidagtige Kam r.
, T Galerita, Op den Kop. Zee-Leen-
* ïik.
Deeze voert, by de Schryvers , den tiaam
van Kuif - Leeurik, wegens een Kuif o f Kam
van de Huid , driehoekig van gedaante , die
aan de randen rood i s , boven op den Kop tus-.
fchen de Oogen geplaatft. Anderen hebben
hem, om die zelfde reden, Galerita geheten.
Ik vind deezen by Gronoviüs niet aangetekend.
Volgens Linnjeus , egter, onthoudt hy zig in
de Europifche Oceaan.
(2)
(x) Blennius crifta Capitis transveria Cutacea. AR.T. Gin.
7,7. Syn. 44. Alauda Criftata. Jonst. Tab. XVII. fig. 3. A-
lauda criftata fivc Galerita. Wilt, pag. 134.
I. £»EL. l i l STUK. P