IV. Het Slange-Vifchje , uit de Qoflzee, dat
A f d e e l , L i n n ^e u s telt onder de Sweediche Dieren, hadt
H o o f d . 8ec*aantc van een Moer-Aal: het Kieuwen*
«tuk. Vlies rnet 5 Straalen. De Rugyin, van den
Kop tot aan de Staart ftrekkende, hadt ’e r79»
die gedoomd waren, met eenige zwarte witge-
rande Vlakken , even ver van elkander : de
Aarsvin 4 1 : de Staartvin oDgevaar 18 o f 20
Beentjes. In de Borftvinnen waren ’er 11.
Buikvinnen hadt het niet. Aan den Vlinder- of
Snotvifch met tien Vlakken fcheeo het zeer na*
by te komen. 1
Malröö h- C3) Slange - V ifch , die de Kaaken Baardeloos
thaimum. heeft en de Staartvin fpits»
G r o o t - O o g ,
Van deezen vind ik niets aangetekend, dan dat
by in de Rugvin 69 , in de Borftvinnen 15, in
de Buikvinnen <5; in de Aars vin 62 en in de
Staartvin 12 Beentjes o f Straalen heeft. Dezelve
wordt in de Middellandfqhe Zee gevonden,
Paorn-Aai, Naar den Slange - Vifch gelyken taamelyk die
VüTchen, daar de Heer G ronovius een byzon*
der Geflagt van maakt onder den naam van
Majlacembelus. Alleenlyk ftrekken, in dezeï-
ven, de Rug- en Aarsvin niet aan elkander töe
en de Buikvinnen ontbreeken ’eraan; dochvoor
de Rug, en Aarsvin hebben zy eenige ónderfehei.
( j ) O p ’i ld io n MErxillis im b e r b ib u s , p in n a C a u d » a cumin ata«
&yft. Nat. X.
. fcheidene, afgezondende, Elsvormige Stekels, IV,
die zy overend kunnen zetten. De Vinnen zyn A‘FDEEIto
altemaal weerloos. Ik geef ’er den naam van Hoo^'
Doorn - A a l aan. stok.
Onder de twee Soorten, welken zyn Ed. tot Aieppifche.
dit Geflagt betrekt, is de ééne (*)een Vifeh van
Aleppo, welken Doktor R ussel aldaar heeft
waargenomen; die in de nabuurige Rivier gevangen
en van de Europeaanen gegeten wordt.
Deezen Vifch noemt men Simack il Inglefc.
Hy heeft de 'gedaante van een Aal: de Kleur
is wit en ros gevlakt, aan den Buik witagtig:
de Rugvin gefprenkeld met eenige roffe Vlakken
, De andere Soort is een Ooftindifche of Cey- ceyionfch«.
lonfche, van V a l e n t y n Ikan Gadja of Oly-
phants - Vifch en Rood D reggetje getyteld; van
N ieuw h o f genaamd Vyf-Oog (Pentophthalmos') ,
de Thelia der Ceyloneezen. Deezen noemt
K l e in Enchelyopus, met vyf Vlakken als Oo-
gen op de Rugvin, die digt aan de Staart komt:
den Bek gefnoet, de Vinnen rood, de Staart
blaauw. G ronovius onderfcheidt hem, bovendien
, door de Bovenkaak zeer lang en lpits te
hebben (t)* De figuur is anders ook naar die
van een Aal gelykende, de Kleur bruinagtig,
Gn-
( * ) M a f ta c em h e lu s M ffxillis fu b a cu t is sequalibus. Zö oph.
Cron. Fafc. I. p. 132. Spec. +02.
( f ) M a fta c em h e lu s M a x illa fu p e r io re lo n g iffim d a c u m in a t a ;
a ta cu iis O c e lla t is ad P in n am D o i fa lem . ibid. p . 1 3 5 , S p . + 0 3 .
' i . D e e l . V I I . S t u k . Q 4