3ö o B e s c h r y v i n g v a n
jy end van ’t L y f , by de Staart, geel: de Staart
Afdeel, witagtig ; het uiterfte der Rug- en Aarsviü
XXIV. blaauw (*).
stok. Ik vind hier geen gewag gemaakt van de
kromme Streepen of dwarfe Bandeerfelen, welken
dit Vifchje heeft, volgens de aangehaaldo
Figüuren uit het Werk van Seba. Ook is de
Telling van de Vin - Straalen , in de bruine Chat»
todon , met vyf zwarte Boogjlreepen, welke zig
in ’t Koninglyk Sweedsch Kabinet bevindt, ge-
heel anders dan deeze o f de Telling van Ar-
t e d i. De Paru der Brafiliaanen fchynt, van
de Acarauna en Guarerua, merkelyk in Kleur
te verfchillen. De laatftgemelde, die door Ar»
t e d i tot deeze Soort betrokken wordt, is ge»
bandeerd: de Paru heeft, als ’t ware, half»
maanswyze, geele Vlakken op een zwart Lig»
haam ( t ) .
vin. (S) Klipvijch me$ negen Rugdoornen en een
L-lnffma. Oogswyze, Vlak, den Bek rolrond.
Hier mede fchynt my die bedoeld te worden,
welke in ’t Werk van S eba afgebeeld is , onder
den naam van Grootgejchubde uit den witten
geel.
(*) Zotyhyl. Gron. Ftfc. I. N. 231.
( f j RAJ. P ’fc . p. 102. 1 . <
(s) Chstodon fpinis pinna: Dorfalis novem maculaque O»
pellari, Roftro cylindrico. Syfl. Nat. X. Chaetodon roftratus
pinna Dorfali poftice macula fufca. Muf. Ad. Fr. I.' p. 6i.
T. 31. f. 2. Ctetodon macrolepidotus albo-flavefcens, Roftro
longiffimo Ofleo, macifla nigra ad pinnaqi Dorfajem. GaoNi
geelagtige Chstodon, met een zeer lange Been TV.
agtige Snuit en een zwarte Vlak onder aan den
Voet van de Rugvin (*): want dat het de ge- HooFD\
woone Klipvifch of Soldaaten - Vifch niet z y , stuk.
erkent thans de Heer G ronovius zelf, diedee-
zen tot de Vyftiende Soort van L in na ïu s t’huis
brengt ( f ) . Het zoude, volgens zyn Ed. aan-
merking, de Zee - Smid, die byna Vierkant is,
van Slo a n e z y n , genaamd Pilote.Fifb. De
Heer K l e in heeft aan deeze Vifchjes, wegens
die Vierkantige figuur, den Geflagtnaam gegeven
van Tetragonoptrus.
Het blykt uit de Befchryving van zulk een
Vifchje van zes Duimen lang, door den Heer
G ronovius , dat hetzelve het L y f niet alleen,
maar ook den Kop en de Vinnen, gedekt.heeft
met groote , vierhoekige Schubben ( | ) , aan
en op elkander fluitende, die ’er ligtelyk afgaan.
De Kleur is geelagtig w it, met vier
donkere Banden overdwars, aan beide Zyden.
’t Getal der Straalen in de Vinnen komt, volgens
zyne Telling, zeer naa overeen met die
van het Sweedfch Koninglyke Kabinet: als zyn-
de ’er in de Rugvin 39, waar van negen gedoomd;
in de Borftvinnen 15 , in de Buikvin.
nen
chxtodon macro-lepidotus, albo-flavefcens, Roftro longiffimo
Offeo, 8c macula nigra ad bafin Pinna Dorfalis. Seb,
Thef. III. p. 58. Tab. XXV. N. 17.
("I") Zoöphyl. Gron. Fafc. I. p. 7°* 237- . . .
(1) Hier uit blykt,dat de aanhaaling van microlepidotus of
Jclein-gefchubde , (aldaar N. 233.) een Drukfeil zy. Zie
Muf- Uhth. p. 43. N. 109.