de , het Lyf glad, zes knobbeltjes aan den
Kop.
Deeze wordt, by de Autheuren, PaJJer leevis
en PlateJJa geheten. Klein heeft ’er een Afbeelding
van gegeven , onder den naam van
PaJJer die donker Afchgraauw gemarmerd is aan
de regter Zyde, met bleek geelagtige Vlakken,
die aan de andere, witagtige Zyde,geeler zyn;
hebbende de Onderkaak eens zo lang als de
Bovenkaak. 'De Heer Gronovius noemt hem
thans,Plcurone£tes}die elfen is,met knobbeltjes
agter de Oogen; de Staart gerond ; ftompe
Tanden, die tegen elkander aan Haan. Veeleer
zou ik den Vifch vuil Olyfkleur noemen, of
bruin met roodagtige Stippels getekend, gelyk
Ray d o e t: want dit is by ons een taamelyk
gewoon Kenmerk der Schollen , aan welker
witte Zyde men zelden Hippels vindt.
Zeer gemeen, kan men zeggen , dat deeze
Vifch is , zo wel aan onze en de Noorfche,
als aan de Engelfche en Franfche Kuiten. In
’ t Franfch noemt men hem Plye o f Plie*> in ’t
Engelfch Plaife, in ’t Deenfch Scbickpleder, ia
’t Sweedfch Skalla, in ’t Hollandfch Schol.
Men plagtze in onze Taal, naar ’t Hoogduitfch
Pladijs, ook- Pladys te heeten. De Vilfchers
van Enkhuifen , Urk , T e f fe l, Ameland en
Schiermonk-Oog, vangen in de Voorzomer een
menigte Schollen in de Noordzee, die tendee.
lc
le wel ter Markt gebragt en verfch gegeten; . iv.
ten deele ook gedroogd verkogt worden. On- A g g g *
gemeen is het verlchil, in de grootte niet al- jjoofd-
leen , maar inzonderheid in de- Smaaklykheid stuk.
van deeze Schollen. Sommigen zyn week en * ho1'
worden door ’t kooken als tot Slym; anderen
zyn valt van Vleelch en worden hard door J t
kooken. De eerlten zyn aan de dunte , en
blaauwagtigheid van de witte Zyde , ligt te
onderfcheiden van de anderen, die dik en hard
op ’tG evoe l, en aan de witte Zyde rood o f
geelagtig zyn. Wat de reden mag weezen van
dit verfchil, ’t welk zo aanmerkelyk is , zou
wel nader Onderzoek verdienen. Ondertulfchen
merkt men aan, dat het warme Weer in de Voor*
tyd de befte Schol geeft, niet alleen; maar de
plaats, waar dezelve gevangen wordt, fchynt
’er ook veel toe te doen. Die van Ameland
en Schiermonk-Oog is doorgaans de befte.
Men merkt aan, dat de Schol van dien aart Grootte,
i s , dat zy het verfche Water zoekt. Men
vangt ’er veel in het Meir van Montpellier en
in de Lmre ; doch de Rivier-Schollen zyn
zo bruin niet en weeker dan de Zee-Schol.
Men mag dezelven , zo wel als die inonzeZui-
der - Zee gevangen worden, met reden Schol-
letjes noemen in vergelyking met de voorge-
melden , waar van men ’er hier dikwils ter
Markt ziet komen, van meer dan twee Voeten
' lang, anderhalf Voet breed, rykelyk twee Duimen
diks en by de zeven Pond zwaar. Of
L Yi I.Stv k , dee*