222 B E i C fl R ï V rU f l VAN
IV. emheen loopende, te rug koert tot aan de Na-
A foe el. vel.
XIII. ^ Ven ede wordt deeze Vifch Donzellim en
H oofd- ,
stok. Sorge manna, geheten. In lommige deelen van
Zee-Puitaai. Engeland| noemt men hem a Sea-Locbe, in
Cor-nwall. Wbifile - Fisb. Het zou die zelfde
.zyn 9 welke men te Antwerpen Lumpen heet;
■ doch Li«NjEüs betrekt deezen tot de Snotvis-
ichen. G ronoviüs merkt aan, dat de onzen
hem Zee - Pidtaal noemen , en dat dezelve dik-
wils voorkomt in de Noordzee. De Heiliglan-
ders en Hamburgers tytelen hem Krulkwabbe.
Zie hier de Befchryving, welke Ray van
zuik een Vifch geeft. De laagte was negen
Duimen; de Kop vlaken laag: de Bek als die
van een Aal, met veele Tanden gewapend.
Aan de Bovenkaak hadt dezelve maar twee
Baardjes, wederzyds één; aan den hoek van
de Onderkaak insgelyks één. De Oogen waren
niet ver van de Snoet afftandig, met Zilverkleurige
Appel - Kringen. De Schubben
werden . by uitftek , klein gevonden : de
Kop , Rug en Zyden, met grootagtige Vlakken
, uit den rooden zwartagtig bont , getekend.
Voorts merkt hy aan, dat in zeker
groefje, midden op de Rug, in plaats van de
voorfte Vin zeker laag Vlies waargenomen werdt,
imet een Soort van Franje, uit zeer fyne korte
■ Haairtjes beftaande, gezoomd. Door dit Kenmerk,
zegt hy, is deeze Vifch van alle anderen
te ondërfcheideu-: want de Kleur verfchilt
groo.
XIII. Hoofdstuk.
DE K A B E L J A A Ü W É n. 1223
grootelyks, wordende fommigen met witte Vlak*
ken, anderen t’eenemaal zonder Vlakken, af-
gebeeld. Ook hebben fomttiigen vier Baardjes
aan de Bovenkaak, volgens Willoüghby.
Merkelyk verfchilt de Zec-Puitaal in hetgo-Zee-Puitaai.
taF der Beentjes of Straalën vëh ' de Vinnen,
niet alleen van de voorgaande Soort, maar van
dit geheele Geflagt. De voorfte Rugvin heeft
’er maar t , de tweede 4& volgens -LiNNiEUs,
48, volgens Gronoviüs: Arï*edi hadt ’er
56 in gevonden. Die der Borftvinnen zyn 14
o f 16; die der Buikvinnen 7 ; der Aarsvin 40,
43 of 47, opgegeven. Gronoviüs alleen maakt
gewag van die-der Staart , zynde 25. De
Staartvin is fondagtig , volgens Artedi.
(r.j) KateifdauMü 'Me/ mar $rte Rugvin beeft Mxedvi.ttrra.
neus. Middeliandfcae.
en gebaard is, met twee Baardjes Mn de
•Bovenkaak en ién um de Kin.
In de Afdeeling van Kabeljaau wen met ééne
Rugvin, welke de Heer L inn.eüs maakt, is dit
de eénigfte Soort. Onze Ridder fchynt den-
zelven gehad en waargenomen te hebben: want
hy geeft het getal der Beentjes in de Rugvin
o p , te zyn 54, in de Borftvinnen 1 5 , in dè
Buikvinnen 2 , en in de Aarsvin 44. Voorts
vind ik niets van deezen aangetekend, dan dat
dezelve zig in de Duropifche Oceaan onthoudt.
Ora
( l s) ÖtKÏas' mortópMSygiüs tförahtó , MaYÏIt! • ïiSpfciiöïe -CiF
lis duobtiSj inferiore unico. Syji. Nat. X. '
I. DEEL. VU. STUK.
■ 5
3 S I