j y den hem niet tot kaauwen dienen , maar tot
A fdeel, het vatten van zyn Aas.
XIII. De Wyting gaat, in langte , zelden een
stuk°* Voet vee^ te b °ven* en naar de grootte,
.jpQ&g. dun en fchraal, inzonderheid naar de Staart toe.
Behalve de Kleur, die over ’t geheel witagtig
is , verfchilt hy van den Schelvifch , doordiea
de Bovenkaak zo veel by de Onderkaak uit-
fteekt, dat, in het fluiten van den Bek , de
Tanden daar buiten komen. Een zwarte Vlak
heeft hy aan den Wortel van ’t voorfte Paar
Vinnen , tuflchen derzelver agterfte Straalen.
In getal van VinDen komt hy met den Kabel-
jaauw overeen, als ook in ’t getal der Beentjes,
uitgenomen die van de voorfte Aarsvin, waar
in de Wyting ’er ongevaar 30 heeft, gelyk de
Steenbolk. Aan den uitgang van de Rob is
een Kraag van Byhangfels, die naar een bosje
Hair gelykt. Het vinden, van tweeflagtige of
Hermaphrodieten , dat is die Hom en Kuit beiden
te gelyk hebben, is onder de Wytingea
niet ongewoon.
Gebruik. Deeze Vifch, dien men in de Zomer hier te
Lande heeft, wordt voor den gezondften van
allen Zee-Vifch gehouden. In Engeland wordt
* de Wyting, even als Stokvifch, gedroogd en
dan Buckthorn, dat is Boksdoorn , geheeten:
wanneer het een zeer fmaakelyke Spys is.
Sommigen hebben aaDgemerkt , dat het een
zeer bekwaam Voedzel zy voor Loopers en Poft-
boden; dewyl ’er de Maag in ’t allerminfte niet
* door
door bezwaard wordt. L ejvIery geeft breed iv.
op van de Beentjes * die men in de Koppen Afdeel.
vindt, als niet alleen dienftig tegen ’t Zuur in
de Maag , maar ook , en wel inzonderheid, stuk,
tegen ’t Graveel.
(9) Kaieljaauw y die drie Rugvinnen' beeft
ongebaard i s , met de Onderkaak langfl en »aie
een regte Zydftreep, Fig. 3.
In de Noordelyke deelen van Ëngeland noemt;
men deezen Cple-fish, dat is Kole-Vifch, en ik
twyfel niet, of het zal de Koblmublen o f KobU
mund der Duitfcheren , dat is de Zwartfmoeï
zyn,die niet zo zeer, wegens de bruinheid van
zyn Rug, dus geheten wordt , als w e l, om
dat hy , binnen in de Mond en Keel, zwart is
als Houtskolen ( f ) . Dus zou dan, zo wel de
geele als de groene Schelvifch, dien men by
Heiligland onder den naam van Kollen o f Kolb
munder \angt, en de Noorfche Sey in ’t alge.
meen, den tytel voeren kunnen van Kolè. E - ,
venwel is ’e r , onder de gemelden , één, dien
men , tot onderfcheiding , noemt Sebwartz-
Kohlmulen. Pontoppidans ze g t, dat men den
Koblmund ook wel Gold-Lacbs, dat is Goud-
; Salm
(9) Gadus tripterygius imberbis, Maxilld inferiorc longiore,
linea laterali refta. Syfi Nat. X. Gadus Doxfo tripterygio
imberbi, Maxilla infetiore longiore, linea laterali reda. ART.
Gen. 10. Syn. 34. Afellus niger. ALDR. WrLL. 1Ö8. B.AJ.
j4. Afelius niger Carbon2r us. Schonev. p. 19.
( t ) S a tu r ï. bon «fèo?to> II. Th. p. 244.
i.defx. vu. stuk, O