XXVII.
H oofdstuk.
44 6 D e O m b e r - V is s c h e n .
Deeze laatfte heeft het Lyfk ort, en, gelyk
den Kop, hooger dan breed: in deKaaken Tanden
, die door dikke Lippen gedekt worden:
zeven kleine Openingen voor in ’c Hoofd: de
Oogen ver van elkander, . blaauw met witte
Kringen: de Ooghollen met verfcbeide figuurtjes
getekend: de Kieuwendekzelen gedoomd:
het Kieuwen-Vlies met v y f Beentjes, ’t Getal
der Vinnen is agt, waar van de Rugvin, zig
byna tot aan de Staart uitftrekkende, io gedoomde
en ioflappe Beentjes heeft, meteeni-
ge afzondering tuffchen beiden; zo dat die Vin
zig als tweevoudig vertoont: in de Borftvinnen
waren de Beentjes niet geteld; de Buikvinnen
hadden ’er 6 , waar van één ; de Aarsvin hadt
’er 15 , waar van twee gedoomd: de Staart 16
lakkige Straalen. De Schubben waren klein en
doovfchynende. De Kleurwas roodagtig bruin,
en werdt in een ander Voorwerp zelfs zwartag-
tig gevonden (*).
(*) Muf. Ichthytl. Tom. I. N. j i . p. j t , 39.
De Plaaten zyn dus ingevoegd.
Plaat . . . LLVVIIIII. . t-e-g--e-n--o-v--e-r B—ladz. 18037 . . . L I X . --------------- 199
. . . LX. -- 229
. . . LXI. — —---- 257
. . . LX 1I . ----------- -------- 329
De
De Boekverkooper F . H O U T T U Y N , onlangs
gekogt hebbende het Recht der Copye en
de overige Exemplaaren van de hier
onder gemelde Werken, is thans
in zyn Winkel te bekomen
H E T
R E G T G E B R U I K
D E R
W E R E L D
BESCHOUWINGEN,
ter overtuiginge van
O N G O D I S T N E
E N
O N G E L O O V I G E N ,
a a n g e t o o n d
door
Bernard Ni e uw e n t y t , M.D*
Met Kopere Plaaten.
Z E V . E N D E D R U K .
T e i pryze van ƒ 8. ingenaaid. En verder
GRONDEN