3 7 0 B E S C ï ï R I V I N G V A N
IV. regt op de hoogte van de Staart, of tegen den
Afdeel. Wortel van de Staart aan. Omtrent het getal
XXIV. j r vinftraalen is met de voorgaande Gellreepte
Hoofd- f , . . ,
stuk. byna geen yerfchil gevonden.
De kromme bruine Band, welke deezen
Vifch, die anders, uitgenomen de gemelde Streepje
s , vry egaal geelagtig is van Kleur, dwars
Over de Oogen heen loopt, geeft ’er de voorkoming
aan, of hy gemuilband ware en een
Half ter aan had, gelyk de Paarden; ’t welk
LiNNiEüs uitdmkt met den bynaam Capijiratus.
Men noemt hem gemeenlyk, in Indie, Klip-
vifcb of Soldaaten - Vifeh. Klein hadt hem,
wegens de figuur, even als andere Soorten van
dit Geflagt, Tetmgonopterus getytèld (*_). ‘Zelden
wordt hy grooter dan eeD Span, en, niette-
genftaande zyne dunte, verfchaft hy een zeer
fmaakelyke , gezoDde Spyze, zynde een der
befte Viflchen voor den Tafel. Aan de Kaap
wordt hy , inzonderheid , zeer veel gegeten.
Zyn Vleefch is wit en verdeelt zig in Strookjes.
XVI.
f^agaè unduSm
Zwerver.
( i6 ) Klipvifcb met dertien Rugd&ornen» bet
L y f geftreept, de Snoet rolrond.
Dee.
£$0 Tetragonopterus Isevis, ad Caudam brunea macula circular!
intra Iridem albicantem, ophthalmos; fimili zona oblique
Oculos excipiente. Corpore cx Aurantio albicante & 1c-
yiter fufco vario. Fife. AlilT. IV. p. 37. N. 2. T?b. XL
fig- S-
1 (16) Chstodon fpinis Pinnae Dorfalis tredecim, Corpore
fbriato, Roftro cylindrico. Syfi Nat. X. Chstodon Roftratus
fafcia nigra t»ns Oculos, triplicique ad Caudam. "Mm Ad» Fr. II.
Deeze komt in het Tweede Deel der be- IV.
fchryvïnge van ’t Komnglyke Kabinet van Swee- Afdeel.
den, onder de benaaming van Gefnoete Klip-
vifch, met een zwarten Band Over de Oogen stuk,
en een drievoudigen aan de Staart. In de Rugvin
zyn 40 Beentjes, 24 in de Aarsvin , 18 iü
die van de Staart en i j in de Borftvinnen.
f1 7 ) Klipvifcb met veertien Rugdoornen, de xvii.
Kieimendekzels Jtekelig , de Schubben ruig Ruigfchul;
aan den rand. t blse'
De Heer Gronovios hadt deezen geteld onder
de Groot-Schubbige, doch thans vind ik
dit, in de aanhaaling , veranderd in Kleinfchub-
big h f . * In de Befchryving hadt zyn Ed. gezegd
, dat de Schubben van middelmaatige
grootte zyn , over elkander fchietende en op
den rand als gehaaird, waar van de Bynaara
zypen oörfprong heeft. Thans noemt hy den-
zelven, Klipvifch met de Dekzels wederzyds
gedoomd, de middelfte Beentjes van de Rugen
(17) Chartodoa Ipïilis Pinna Dorfalis quatuardecim , oper-
culis Spinofis, Squairiis ciliaris. Syfi. Nat. X. Chatodon ma*
crolepidoms , aculcis utrinque duobus in operculis', poftic*
iongiffimo. Gron. Muf II. N. 191. Chaetodon grifcus Paf-
ciis qüatüor fufcis. Muf Ad. Fr. I. pag. 62. T. 33. fig.
Sparus Saxatüis. OSB. Ittr. 273.
(,*) indien dit in zyn Ed.Eetfte Werk geen Drukfeil is, iwogt
het, met meer reden dan verfchëide anderen, onder de. Er ra*
ta necejfario Corrigenda , in het laatfte aangetekend zyn ge.
weeft.
I.DÏEI.. VII. STUK. SiS *