IV. Callionymus zy geweeft (*), Apollonius be-
A fdeel, veelt, dat men, tegen de Hardhoorendheid ,
H oofd êebruik maake van de afgeworpen Huid van
stuk. Slangen, met Stieren o f Geiten of Zeefchild-
padden Gal , o f met de Gal van deezeo
Vifch ( t ) .
X I I . H O O F D S T U K .
Eefcbryvihg van ’t Geflagt der P ie t e r m a n n e n ,’
waar in de Venynigheid van de Stekels, die zy
aan dén Kop hebben, tegengefproken wordt.
saam. " T V Griekfche Geflagtnaam Trachinusy die
afgeleid wordt van de ftekelagtigheid der
Beentjes van de Rugvin, vind ik toegepaft op
die bekende Viffchen, welken men, in onze
T a a l, noemt P ie t e r m a n . Men zou mogen
twyfelen, o f die Neerduiriche naam niet van
een dergelyke reden, als, volgens fommigen,
de Griekfche Callionymos en de Franfche Tape-
con, afleidelyk z y ; dewyl de Vifch byna de
zelfde figuur heeft als de Schelvisduivels, ’t Is
bekend, wat Pietermannetje by ons betekent.
Ik vind niet waarfchynlyk , dat men hem
dus genoemd hebbe , als St. Bieten Vifch;
in verbeelding dat; het zulk een Vifch mogt
geweeft zyn , in wiens Bek de Apoftel Petrus,
op
(*) zie het VHI, Deel der Uitgezo&te Verhandeling
ibladz. 360.
( t ) Galen, Libr, III. de Camp, Med%
d e p I E T E R M A N N E N. I5 7 é
op ’s Heilands zeggen, een ftuk Gelds vondt:
want deeze naam wordt, wegens de Vlakken op
zyd e , aan de Schelviffchen en aan den Zonne-
Vifch, die aanvatbaar zyn , gegeven (*). Evenwel
noemt G ronovius hem Viri Petri pifcis: doch
de Oude Heer ,wylen zyn Vader, hadt gezegd,
dat Pieterman een gemeene Naam is by de Nederlanders
, waar mede men allerley Viffchen
beftempelt, die met fcherpe Stekels gewapend
zyn ( t ) . De Engelfchen heeten hem the Weever, de
Franfchen Viver en fommigen Poignajlre, om
dat hy de geftalte van een-Moordpriem heeft,
o f zo vinnig fteekt: de Sweeden en Deenen
Fjaerfmg f Faerfmg of Fofing. De Heiliglan-
ders geeven ’er den naam van Schwertfifch, dat
is Zwaardvifch, aan, wegens de fcherpe
Vinnen.
De Kenmerken beftaan, volgens L inideus,
in den Kop kleiner, effen o f niet.knobbelig,en
hooger dan breed, of platagtig op zyd e, te
hebben. De Navel vindt men niet in ’c midden,
maar digt aan de Borft. Het Kieuwen-
Vlies beftaat uit zes Straalen, en de onderfte
Plaats der Dekzelen is getand. De Jonge
G ronovius voegt hier met reden b y , dat de
voorfte Rugvin gedoomd is , doch de oude
- , Heer
(*) Weinig Jaaren is 't geleeden, dat hier te Amfterdam,
op de Vifchmarkt, een Schelvis verkogt werdt , in wiens
Keel men, by het openen van den Kop, een gouden Vingerlin
g vondt vaftzitten.
( f ) AU. Upf. Anni 174a. Sfokh, 174*,
k DEEL, YIl, STUK,
XII.
Hoofd.
STUK.
Kenmerken.’