IV. Onder den naam van gevlakt Zee-Serpent (*)
A fdeel, werdt deeze van Dr. L is t e r , naar een gedroogd
UT. Voorwerp, aldus befchreeven. De langte was H oofd. , . ,
stuk, drie en een half Voec, de dikte van den Kop
Zee-Serpev. vier Duimen : het L y f allengs verfmallende,
aan 't end fpits. De Snoet is langwerpig fcherp,
met een wyde gaaping , en heeft fcherpe Tan -
den, die in waards krom ftaan, boven en onder
op dubbele ryën, met nog een r y , daarenboven
, aan ’t Gehemelte. Aan de Kieuwen (taan
kleine Vinnen. De Kmgvin begint drie Duimen
van den Kop, en loopt, tot op twee Duimen
naa, de Staart ten einde uit. De Buikvin, by de
Navel beginnende, ftrekc tot op vier Duimen
aan de fpits van de Staart. Dus is dan het uï-
terfte endje vaD de Staart ongevind. Alle Vinnen
zyn witagtig en ongevlakt; die van den
Buik byna een Vinger breed. Aan den Buik is
de Kleur witagtig: de Kop niet zelden zwart-,
agtig geftreept. Voorts heeft de Vifcb, op de
Zyden van het L y f , als een dubbele ry van
groote vaalagtig zwarte Vlakken , ieder byna
een Vinger breed ; de onderfte tegenover de
tuflchenruirnten yan de bovenden; even als men
de Boomen van een Allée in ’c verband plaatft.
De gemelde ftippeling en de kromheid der
Tanden, doet my naauwlyks twyfelen, of het
gal zodanig een Sehepzel zyn geweeR, dat van
P.E-
(*) Serpens. marinus tmculofus, V/i l l . App. p. ip. Raj,
37*
L e g ü a t en zyne Medgezellen op een Klippig Iy^
Eilandje, by St. Mauritius, thans Isle de Fran- A fdeel.
c e , daar zy in Gevangenis gehouden werden, III.
gedood zynde, is afgebeeld (*). DitMonfter,
dat van hun wel zestig Ponden zwaar gefchac Zee-s»rptm.
vverdt, en overzulks byfter groot geweeffcmoet
z y n , hielden zy in ’t eerfl: voor een Lamprey
o f Zee-Aal: maar het Vleefch proevende, bevonden
zy hetzelve zeer leelyk van Smaak.
Z y aten ’er derhalven niet van , en evenwel
wierden zy altemaal, zo ’t fchynt, door het
geproefd te hebben, z iek : weshalve dit Zee-
Serpent , van hun , voor Vergiftig werdt gehouden,
(3) dal dïe de Staart ongevind en fcberp beeft, m
bet Lyf fpilrond. zee-siang.
Dit Dier, ’t welk men vindt in de Oceaan
der Zuidelyke Deden van Europa , zou het
Zee-Serpent zyn , waar van de Ouden gefpro-
ken hebben, onder den naam van Serpens maxi-
mus; hoedanig een ’er W illooghby te Rome
gezien hadt, zynde vyf Voeten lang. Ik noem
hetzelve Zee-Slang , tot onderfcheiding van
het voorgaande , daar het egter, volgens de
opgegevene Kenmerken, weinig van verfchilt.
Zie hier de Befchry ving daar van, door Ray ( t) .
Het-
(* ) Voyage. Tom. II. p.-40, (3) Muraena Cauda aptera acuta , Corpore tereti. Syfi,
'Wat. X. Mursna exatte teres , Cauda acuta apterygia. ART.
Gen. 24. Syn. 41.
(■f ) De Zee-Slang , waar va» in ’t^Wetk van Watson
j, DEEL. VII. Stuk,. F J (Wad*..