w m ft
m p
de Staartvin famenloopende met de Rug- en
Aarsvïn.
’t Getal der Soorten van dit Geflagt, welken
L innjeus opgeeft, zyn zeven, waar onder
onze Paalingen, en de zogenaamde Zeeslangen
, zyn vervat.
( 1 ) Aal zonder BorftvimeQ.
Deeze Soort is de Murcena, daar meelt alle
oude Schryvers , zo Grieken als Romeinen ,
van gewagen, als een Vifch , die een der lek.
kerfte Geregten op Tafel bragt, en hier van
heeft hy den bynaam van Helena , o f Prónk
der Maaityden. Pollio deedt de Slaaven, die
ter dood veroordeeld waren , in zyne Vyvers,
aan zodanige Viflchen voorwerpen, op dat de-
zelven daar door te lekkerder worden mog»
ten ( * ) . Ook wordt de Griekfche naam afgeleid
van hunne groote Vetheid, door welke zy
zig niet onder Water konden dompelen» maar
altoos aan de Oppervlakte zwemmen, ’t welk
hunne Huid door de Zonnefchyn verfchrompeld
maakte. De Italiaanen noemenze Mourene o f
Morena, en fomtyds Fluta, deDuitfchers Mur-
Aal of Muur.Aal; doch my dunkt dat het ei.
genet
(1) Mursena Pinnis Peftoralibus nullis. Syft. Nat, X. Gen.
jrg. Murxna Pinnis Peftoralibus carens. ART. Gen. 2j. Syn.
+ r'. GRON. Muf. t. N. 16. Muf. Ad. Frid. I. p. 319, Ma-
rsena feu Conger Brafilienfis , mas & foemina. SÉB. Muf.
II. T. 69. f. 4., 5. Muraena maculata nigra & viridis. GA-
TESB. Car. II. T. 20, 21.
(*) Tlin. Libf. IX. Cap. A3. .
It Deel. vil. Stuk. F 2
IV.
AFDEEL.
III.
Hoofdstuk.
Soorten.
f
Helend.
Moer-Aal.