IV. Vifch: zo dat het onder de Europifche Viflchen
A fdeel, geteld mag worden.
XlV.
H oofd- (5) Snotvifch met de pinnetjes der Wenkbraau-
y * wen , en die van de Nek, gepalmd.
Gattoru&ine.
w. J.X. Het^ Vifch je , dat A r t e d i noemt Blennius
I.
met twee Vinnetjes aan de Oogen en de Aars.
vin uit 23 Beentjes famengefteld, wordt te Ve-
netie- Gatlmigine geheeten: vtfelke Naam een
Roeftige Kat zou kunnen betekenen, van wegen
de Kleur; hoewel men twyfelt, of die ook
afkomftig zy van Gutturofus .* dewyl lömmigen
meenen, dat de üicfpraafe der Viflcheren, tèn
dien opzigte , Gotorofala, en dat het de Pifcis
Gutturofus zy van G esnekus:
Dit Vif§hje, van grootte en gedaante als %
voorgaande , heeft insgelyks geen Schubben,
zynde glad,aan de Zyden famengedrukt en zeer
fierlyk getekend. Breede'Banden, naamelyk,
beurdings van Olyfkleur en groenagtig geel,
met bleekblaauwe Streepjes van één gefcheiden;
loopen om de Rug heen, en van onderen is het,
even Schilderagtig, met Kleuren afgepferkt, die
beurdings bleek tegen het donkere van de Rug,
en donker tegen het bleeke over ftaan. De
Scraalen van de Rug- en Aarsvin fteeken met
witte
(s) Blennius pinnulis Supercillorum Nuchsque palmatis
S-ift. Nat. X. Blennius Vertxce Superciliisque ciliato-criftatis
Ad- Fr- b P- « • Blennius pinnulis duabus ad Oculos'
pinna Am offimlomm viginti trium. Ab t , Gen. z6. Syn ó f
Gattorugine Venetiis. R a j . p. y z . ■
witte Puntjes boven het Vlies uit, dat dezel- IV.
ven verbindt. Boven de Oogen zyn twee Baard- Afdeeu
jes en de Kop loopt zeer fteil af. Hoofd.
De tellingen van de Straalen der Vinnen, in stuk.
drie Voorwerpen, komen ten naaften by overeen;
zynde ’er 30 of 31 in de Rugvin, 13 o f
14 in de Borftvinnen; 2 in de Buikvinnen, 20,
2i of 23 in de Aarsvin en ia o f 13 in de Staartvin
gevonden. De tien o f twaalf voorfte Beentjes
van de Rugvin waren ftyf en een weinig ge-
doornd, volgens Artedi.
(6) Snotvifch met de Vinnetjes der Wenkbraau• Vi.
veen gepalmd en de Zydftreep krom. JJtoperciib.
Een Indiaanfch Vifchje , ’t welk de Heer
G ronovius uit de Verzameling van Seba ge-
kogt hadt, wordt door zyn Ed. afgebeeld, en
befchreeven onder den naam van Blennius ,
met de drie voorfte Beentjes van de Rugvin grooter
dm de overigen, die gedoomd zyn. Een weinig
fchynt daar van die Snotvifch te verlchillen,
waar van w y , in de Befchryving van ’t Vorftelyk
Kabinet der Akademie van Upfal, dit vinden
aangetekend. -
De Kop is famengedrukt’ en fteil afloopen-
de; boven de Oogen , wederzyds, met een
Vlee-
(6) Blennius pinnulis Superciliorum palmatis, linea lateralt
«urva. Sy/f. Nat. X. Blennius pinnulis Ocularibus brevifllmig
palmatis, iinei laterali corva. Amxn. Acad. I. p. 317- Blen-
nius ofliculis anterioiibus pinna: Dorlalis majoribus. GRON.
Muf. II. n. I72< T. V. % S.
I. Deel. VII. Stuk. P 4 *