X.
H oofdstuk.
beugel*.
beftempelt, met deóbynaam fchynt bedoeld te
worden. Van Guonoviüs wordt hy onder de
Schelvisduivels betrokken, en aangemerkt als
een der VilTchen van ons Land ; hoewel hy
hier niet minder zeldzaam is, dan op de Kufl:
van Sweeden, daar men ’er, in den jaare 1743,
aan den Inham OreJmcL, één gevangen hadt.
Hy komt in ’t Werk van Seba voor als de
derde Soort van Exoccetus, by Bellonius , volgens
Gesnerus, en 7dan zou hy het Draakje zyn
van Rondeletius ; welk egter meer op den volgende
fchynt te paffen.
Aan de Noorfche Kufl: vindt men ook dee«
zen Vifch, die aldaar Floy-Fisk o f Vliegende
Vifch genoemd wordt, om dat hy, door middel
van zyne Vinnen, zig uit het Water weet
te verheffen en voort te vliegen. D e ‘Heer
Pontoppidans , die hem insgelyks afbeeld t ,
twyfelt of het niet de Water-Zwaluw z y , die
aan de Kuften der Middellandfche Zee Rondelas./
Rondola of Rondinella , en van de Spaanfchen
Pefce volador geheeten wordt; welken Schot-
txlis dikwils, aldaar, langs de Zee hadt zien
vliegen. De grootfte , dien de Biffchöp in
Noorwegen gezien hadt, was omtrent een half
Elle, lang : dezelve hadt den' Kop taamelyk
groot naar het L y f te rekenen , doch dun en
ligt. Hy hieldt den Bek geduurig open. De
geftalte was omtrent als een groote Haring.
Behalve de gewoone Zwemvinnen , zegt
Pontoppidans, hebben deeze Viffehen, onder
sas
aan den Hals, drie breede en taamelyk lange . ]V.
Vinnen van een ander en fyner maakzel, byna A fdeel.
zo dun als de Wieken der Vliegen, doch met
tien daar door heen loopende Graaten gefte- STUK. ‘
vigd. Op de Nek hebben zy insgelyks een
Vleugel, of eene tot Vliegen gefchikte Zwemvin,
die wel een vierde deel van een Elle lang
is , ftaande regt in de hoogte : wat agceriyk op
de Rug een andere, die veel korter en bree-
der is. > Door. middel .van" deeze Vleugels kunnen
zy zig redden, wanneer zy van hunne
Vyanden vervolgd worden, en men zietze, by
groote Schooien, eenige Ellen hoog boven ’t
Water zig verheffen, en ongevaar een Boog-
fchoot voortvliegen , als wanneer zy weder
moeten neervallen: want hunne Vleugels zyn
alsdan droog geworden, en dus kunnen zy zig
niet langer ophouden in-de Lugt(*).
Door Dr. T yson wordt, in de Verhandelingen
der Koninglyke Sociëteit van Londen, dee*
ze Lier van Harwich, gelyk men hem wegens
de gedaante zyner Vinnen noemt, onder den
paam van geele Gwncird befchreeven. Hy onder
(*) Naturk ü|ijL ban d®arlii. I I.T h .b l. 310.
De Bilfchop merkt aan, hoe fommigen van oordeel zyn, dat
de Kwakkels (Selavim) die door den Wind van de Zee opgeraapt
en rondom het Leger der Israëlieten verlpreid werden , geen
Vogels maar Vliegende VilTchen zyn geweeft. Indien dit egter
zo ware , Oordeelt hy met reden , dat dan de Oofterlche
Vliegende VilTchen fterker van Vlugt moeten zyn en zig langer
uit hét Water kunnen houden, dan de Noorfche: ’t welk
uit de Berigten en de plaatzing hunner Vleugelen ook zeeï
waarfchynlyk is.
VJI.STU«, & 3 " •
lift