II. met de Arenden, waar van ’er maar ééne Soort
A fdeel, hem js - die dit heeft,• naamelyk de Vifeh-
T7IV‘ of Zee-Arend. Deezen hebben de Ouden, in
stuk. ’t Griekfch , Halicetos genoemd , ’ t welk zo
veel als Zee-Arend betekent. Men noemde
hem ook Morphnos en Anataria, waar van men
in ’t Neêrduicfch Eenddooder maakt, om dathy,
in de Rietboffchen van Europa huishoudende',
veelal van Eendvogelen leeft, eetende egter
ook Vifeh. De Engelfchen noemen hem Bald-
.Buzzard o f kaale Buizert, om dat hy van den
Buizert meelt verfchilt door de witheid van zyn
Agterhoofd.
Groote of Deeze, die op Plaat X X X. in fzgr.4. is afge-
? ” nDree* beeld, is van de kleinfte Soort zegt de Heer
B r is so n , die de Tekening daar van heeft doen
maak en naar zulk een Roofvogel, welke door den
Bilfchop van Senlis aan den Heer REAUMURwas
gezonden en opgezet in zyn Kabinet geplaatft.
Hy befchryft nog een grooten Zee-Arend, dien
men gemeenlykBeenbreeker noemt, volgens het
OJJifraga der Ouden, zynde onder deezen Naam
by J ohnston afgebeeld, doch niet naauwkeu-
rig. Hy fchynt grooter te zyn dan eenige andere
Arend, hebbende zo wel de hoogte als de
langte van drie Voeten vier en een halven Duim.
De kleur is witagtig , bruin en Roeflkleurig,
gemengeld ; de Buik witagtig getekend, met
Roeftkleurige Vlakken; de Staartpennen aan ’t
end zwart; de Pooten boven aan bekleed met
bruinbruinagtige
Vederen; hebbende gitzwarte Nage- ff.
len, die een halven Cirkel uitmaaken. A™EEi'
Van deezen Arend, die in grootte zelfs den jj00FDib
Baardgier overtreft, wordt gezegd , dathy wel stuk.
het gewoone Aas der Roofvogelen niet ver-
fmaadt, doch meed: van Viffchen houdt, waar
van hy zig fomwylen meefter maakt, door de
Otters te berooven van de Viffchen, welken
zy gevangen hebben ; doch gemeenlyk zyn
Voedzel trekt van de Koppen en Ingewanden,
die door de Viffchers worden weggeworpen,
offehoon ’er andere Vogelen op loeren: want
zyn ontzaglykheid verjaagt de anderen altemaal.
’t Gebeurt ook wel, dat hy ze lf op den Vifch-
vangft gaat en met zyne Klaauwen Viffchen ,
die taamelyk groot zyn , uit de Zee haalt, maar,
in dit Geval, vindt hy fomtyds in de Zee zyn
Graf: dewyl de Vifeh, te zwaar zynde, hem
naar de diepte trekt, zonder dat hy zyne Klaauwen
kan ontwarren. Dan hoort men deezen
Vogel yzelyk fchreeuwen, en ziet hem geweldig
met de Wieken liaan; hoewel hy het ein-
delyk moet kamp geeven. Men verhaalt, dat,
aan de Kuil: van Noorwegen, fomtyds wel een
Vifeh gevangen wordt, die nog Arendsklaau-
wen in de Rug heeft; ’t gene men wil dat meelt
met Heilbotten, die ’er zo groot zyn , dat zy
een geheele Boot bedekken kunnen, plaats zou
hebben. Ook zegt men voor de waarheid, hoe
het niet ver van Bergen gefchied is, dat een
Arend , die aan den Oever van eene Rivier
ftondt
l .D s u . IV. Sxv*.