II.
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
Uilen zyn niet minder gulzig dan andere Roofvo-
gelen, en Hokken groote brokken Vleelch , afge-
feheurd van Rotten en Vogeltjes, ja zelfs wel
Muizen en ander klein Gedierte, geheel in;
weshalve het niet te verwonderen i s , dat daar
van, in hunne Maag, veel onverteerd oyer-
blyve; en de Natuur heeft hun de bekwaamheid
gegeven , om zulks, wanneer het in de
Maag de gedaante van een Bal heeft aangenomen
, met gemak weder te kunnen uitbraaken
en zig kwyt maaken ( f ) ; even gelyk alle Vogels
, die geheelc Viffchen inflokken,, derzel-
ver Graaten weder uitwerpen,
Decze Uilen vliegen, gelyk de Sperwers, zeer
zagt, zo dat men geen geklapper van hunne
Wieken hoort. ,Men zietze fomtyds by avond
in de Kerken zweeven ; doch in ’t algemeen
haaten zy het Licht,gelyk de Vledermuizen,
en, over dag vliegende , fchynen zy verlegen
te z y n , kruipende dan dikwils door Schoor-
fteenen in het een o f andere Vertrek, ja vliegende
zelfs tegen de Menfchen aan , en laaiende
zig met de Handen zeer gemakkelyk
grypen ( f ) : !t welk dan fomtyds als een voorteken
( t ) Vergelyk het Vertoog van den Heer R eaumur
pver de Verreering der Spyzen in de Maag der Vogelen;
in 't IV. D eel der Uttgezogte Verhandelingen;
bladz. 363.
(X) ^oor eenige Jaaren is ’t my gebeurd , wanneer
wy op onze Buitenplaats , de* namiddags, onder de Boo-
men voor ’r Hpis zaten Thee te drinken , dat eensklaps
ren witte Kat Uil, van Stootte als de gtootfte Duiven,
van
teken van iemands aanftaande Dood gehouden yy.
wordt, wanneer men ’t van agteren befchouwt. Afdeel.
In de heldere Maanefghyn ziet menze zelden „ ^
vliegen. stuk. s
(8) Uil met een gladden Kop, bet L y f wit- VJIL
agtig, met Maanswyze, ver van elkander
afgezonderde, bruine Vlakken. Uil.
’t Is vreemd, dat de Heer L inïleus aan dee-
zen in ’t byzonder den Bynaam van NyHtea,
dat is Nagt-Uil,geeft,daar de Heer Edwards
verhaalt, dat men het zegt een Dag-vogel te
zyn in de Noordelyke deelen van Amerika,
alwaar hy het geheele Jaar door blyft en aaft
op de witte Patryzen; weshalven deeze hem ook
in ’t Latyn de witte Dag-Uil, in ’t Engelfch
en Franfch de groote witte Uil noemt. Deeze
Vogel, immers, is grooter zelfs dan deSchuif-
uit, zo de Heer Brisson aanmerkt; doch dit,
geloof ik, fteunt op het zeggen van E owards,
dat de Vlerk zestien Duimen lang z y , als wanneer
de langte van den geheeleri Vogel, volgens
de Afbeelding, wel twee Voeten zyn
zoude; maar dit is zekerlyk Engelfche Maat,
en maakt geen twee Parysfqhe Voeten; terwyl
ook
van de Poort aan den Weg kwam vliegen onder de
Bank, daar wy op zaten; dien wy in de Handen namen
en ftreelden . laarende hem toen weder heen vliegen,
’t Was inderdaad een mooy Reeft.
(8 ) Strix Capite iaevi, Corpore albido, maculisLuna-
tis diftamibus fufcis. Faun. Snee. 54. Aluco albus diurnur.
Enw. Tab. 61.
1. Dsst, IV. Stvs. N 5