II.Hoofd-
STUK.
Rang-
fchikking
van L in-
NJEUS.
Ordines
A vium.
T.
^Accifitres.
Roofvogelen.
k e n m e r k e n
V a n d e
R A N G E N
D E R
V O G E L E N .
i $ # sf» # ‘4 * 'O 5 4 * :
e e r s t e r a n g .
De Bek (een Haak om naar zig te baaien) is
nederwaards omgekromd: de Bovenkaak, agter
de punt, wederzyds met een Tand gewapend;
de Neusgaten wyd open. De Pooten, die zy
rheeft om te _zitten gebruiken , zyn kort en
fterk, hebbende Vingeren die in de holte der
buiging Wrattig zyn , voorzien met kromme
zeer fcherpe Nagelen. De Kop en Hals zyn
fterk gefpierd : het Vel is taay : het L yF
onrein. Het Voedzel deezer Vogelen beftaat
iü het verfcheuren van levendige Dieren of
Krengen ; weshalven zy Roofvogelen gtnöemd
worden. Hunne Nesten maaken zy in de
hoogte; leggende vier Eijeren , min of meer.
Bet
Het Wyfje is fraaijer van Geflalte dan het jf.
Mannetje, \ welk zig by één Wyfje houdt; Afdeeïa
H.Hoofd-*
s t u k .
T W E E D E R A N G , 0 1
PicA.
AakftèrS.
De Bek (een Wig om aan Jlukken te breeken)
is van maakzel als een Mes, met eene bultige
Rug. De Pooten dienen om te loopen; zy
zyn kort en taamelyk fterk. Het L yf is eëni-
germaate taay en onrein. Zy haaien hun VoEDi
zel uit de Vuilnishoopen en ander Uitvaag^
zei; maakende hun Nest in Boomen. Het
Mannetje, dat zig by één Wyfje houdt, voedt
hetzelve, wanneer het te broeden zit.
D E R D E R A N G . itr.
^Ansireïi
? Zwem»
De Bek (een doorzjpende Teems') is glad, met vogelend'
een Velbekleedzel overtoogen en aan de punt
wat breeder. De Pooten zyn tot zwemmen
gefchikt of gevoelt, doordien de Vingeren met
ëen Vlies zyn te famen gevoegd: de Schenkels
platagtig en kórt. Het L yf is" vet, bekleed
met een taaije Huid, gedékt met Vederen en
Pluimen, welke beft tot gebruik zyn. Deezó
ï;p tE i ÏY. Stv*. F Ycfc