II. beeld, dien wy den Lang-Bek noemen, öffl
A fdeel. ^at (je Bek over de twee Duimen, dat is eens
Hoofd- 20 *s a^s *n an^ere* Hy voert op Ja.
stuk. maika ook den naam van Regen-Vogel, en van
Oud Man of Besje: want zync kleur is eveneens.
In grootte komt h y , byna , met onzen
Europifchen Koekkoek overeen.
CUndariu ^ 4 ) Koekkoek met een puntige Staart, een
Spaanfche. Kuifje op ’t hoofd, een zwarten Band om dé
Oogeri.
Men kan deezen met regt de Spaanfche noe-
men , alzo hy huishoudt in dat gedeelte van
Spanje, ’t welk Andalufie heet, volgens Klein,
die hem noemt Cuculus Andalufiai. E dwards
befchryft en beeldt hem a f, onder den naam
van de groote gevlakte o f vaal gevlakte. Hy
heeft omtrent de grootte van een Aakfter. De
kleur is van boven donker-bruin, van onderen
ros- o f roodagtig : op den Kop blaauwagtig
Afchgraauw; een breede zwarte ft reep over de
Oogen heen: de Wieken van boven wit en
bleek-Afchgraauw gevlakt: de Staartpennen
zwartagtig , de zydelingfche wit geflipt : de
Bek, Pooten en Klaauwen, zwart.
V. (5 ) Koekkoek met een puntige Staan, het Lyf
Scolopaceus. overal grys en bruin gewolkt.
Gevlakte °
van Ben- ^ KLEIN
gale. (4) Cuculus Cauda cuneiformi . Caplte fubcriftato ,
fafcia oculari nigra. S y f i N u t . X. Cuculus fulviis inacula-
fus. Edw. ^4,-v. <7. T. 47.
(fl Cuculus Cauda cuneiformi, Corpore undique gri-
feo fufcoque nebulsfo. S y f i , N a t . X. Cuculus Indictós
fufcus maculatus, Edw» A - v. 59, T. 59.
K lein noemt deezen, Bengaalfche Koekkoek, n.
u it bruin, ros en Afchgraauw, van ’t Hoofd tot A fdeel.
de Staart toe, gemengeld. E dwards geeft’er den
naam van bruinen gevlakten Koekkoek der Indiën stuk.
aan, en hy ze gt, dat deInwoonersvan Bengale
hem noemen Boughtfallick. De grootte is omtrent
als een L yfte r , doch het L y f en de Staart veel
langer. De kleur is van boven rosagtig van -
onderen wit: doch over het geheele L y f zyn
de Veders met bruin gerand, waar by eenig
ros gemengd is aan den Onderbuik: de#Staart-
pennen rosagtig , met bruine dwarsftreepen»
fchuins geplaatft, wederzyds: de Bek en Pooten
groenagtig g e e l, de Nagelen bruin. Hy
onthoudt zig in Bengale.
Ik geef hier de Afbeelding van den gevlak- Malabaar«
ten Koekkoek van Malabar, dien de Heer Bris- pj x x xv .
son, volgens eene Tekening, welkenaar een Fig. 4.
levendigen Vogel gemaakt was , heeft doen in
’t Koper brengen. Hy wordt van de Malabaren
Cuil geheten. Zyn grootte is een weinig minder
dan die van onzen Koekkoek; de kleur van
boven zwartagtig Afchgraauw, met witte Vlakken,
van onderen wit, met dwarfe Afchgraau-
we Vlakken gemengeld ; de Staartpennen zwartagtig
, met witte dwars - ftreepen: de Oogkrin-
gen bleek Oranje: de Bek, Pooten en Klaau-
wen, bleek Afchgraauw.
De Oojlindifcbe gevlakte, waar van het Man- Philippyo*
netje en Wyfje door den Heer G raaf van Ben-
tinck aan den Heer Reaumur was toegezonden,
I. D eel, IV. Stuk« ÏS