»m dat hy beftaat uit een Celluleus gedeelte,
’t welk zeer ligt i s , omwonden met eene ten Afdeel.
uiterfte dunne Hoornagtige StofFe. In fommi- W
gen zyn de Neusgaten geplaatft digt by den stuk.
oorfprong van de Bovenkaak, op de Hoornagti-
ge StofFe, en dus zigtbaar; in anderen buitan
het Hoornige van den Bek en geheel onder de
Pluimpjes verholen. Dit laatfle heeFt fommi-
gen doen vermoeden, dat deeze Vogel geene
Neusgaten had, gelyk L in n ^eus dit bevoorens
vaftftelde.
B risson telt twaalf Verfcheidenheden van Soorten»
Toukans, die hy meeftal door de kleur van ’t
L y f o f van de K e e l, en de plaats, daar zy van
daan komen, onderfcheidt. Dus heeft hy een
groenen van Mexiko, van Cayenne, vanBrafil,
een geelen en een blaauwen: één met een witte
Keel van Cayenne en van Brafil; één met
een geele Keel van die beide Plaatfen, en met
een Halskraag van Mexiko en Cayenne, als ook
den gewoonen Toukan, o f Brafiliaanfchen Aak-
fler der Autheuren. De vier Soorten van L in-
NjEüs , die deeze Vogelen naar de kleur en figuur
van den Bek onderfcheidt, zyn daar onder
begreepen , gelyk wy zien zullen.
m Toukan met een zwarten Bek, die zeer dik I»
. 7.7» PiperivorHS«
is geheid. Geel-Keel.
Deezen noemen de Brafiliaanen to wel Toukan,
(1) Ramphaftos Roftro nigro, Carinft craffislitni. Syft. 2\rdt. X. Gen.
i. dsel, iv, su'Kj S a