II. Heer C harles W a g e r , eerden Lord der Ad:
A fdeel, miraaliteit, hadt hooren vertellen, hoe deeze,
stuk°0FD' op een vanzyne t’huis-reizen, vroeg in 't Voorjaar,
komende in den Mond van ’t Kanaal aan
de Spaanfche Z e e , een grcüöce troep Zwaluwen
op ’t Schip kreeg, die in zyn Want neerltreé-
ken, zo dat ieder Touw byna ’er mede bedekt
was niet alleen, maar ook de Dekken en het
Lofwerk overal daar mede gevulde Zy hingen
aan elkander gelyk een zwerm Byën, enfchee-
nen byna geheel uitgehongerd te zyn, hebbende
niets dan Veders en Gebeente: maar, door de
rulle van eene Nagt verfrifcht zynde, toogen
zy des morgens weder op de vlugt. Kapitein
W r ig h t hadt den Heer Collinson ook verhaald,
dat hem, op zyne Reize van Philadel-
phia naar Engeland , iets dergelyks voorgekomen
was (*y *
Paflagie Nog vind ik eenige Waarneemingen van den
lenoveT't Heer Godeheu de Riville, Kommandeur der
Eiland *Ridder-Orde van Maltha, waar door de Ver-
Mahha. huizing der Vogelen, uit Europa in Afrika,
handtaftelyk wórdt beveiligd. Deeze Heer
fchreef, in een Brief van den 8 Jan. 1749, aan
den Heer Reaumur dien aangaande zeer om-
Handig (*). „ In de Maand Maart (zegt hy)
j, komen de wilde Duiven op Maltha, zytee-
» len ’er haare Jongen en gaan, in ’t begin van
u
(*) Pkil, Tranfaft. als boven.
(t) Mém. de Matbem. V de Phyjïq. Tom. U t Part*'
f761, p. 90.
„ ju ly , op Sicilië en in Kalabrie Hennipzaad ee- f j,
„ ten. Daar is nog een andere Soort van wil- Afdeel
„ de Duiven, die hier in de Maanden Oktober h Hoofd-
** * STUK*
„ en November paffeeren, doch zig niet op-
„ houden. In de Maand April brengt de Zuid-
„ welle Wind ons de Bouchraies(*) aan, en te
„ St. Joris ( f ) paffeeren de Kardinaalen en
„ Kwartels met eenNoordwellen Wind.Dit duurt
„ de geheele Maand M ey, en in dezelve heb*
„ ben w y , als de Wind Zuidooll loopt j Tor*
„ telduiven. De Koekoeken paflèeren ook in
„ die zelfde Maand. Men vindt in Mey Vygen*
„ eeters die zeer mager zyn* welke vervol*
„ gens, in de Maand September, te rug pas*
„ feeren na de eerlle Regens, met Zuidoolle,
„ Oolle en Noordoofle Winden ; zynde alsdan
„ zeer vet en fmaakelyk. In de. Zomer paffee*
„ ren hier drie foor ten van Snepjes; de Rots*
„ Snepjes, de zwarten, en een andere Soort#
,, genaamd Pispous. ’t Is de Oolle Wind die
„ ons dezelven aanbrengt. De eerlle Soort
„ begint te St. Jan, en zy volgen op elkander.
„ Ten zelfden tyde paffeeren ook de Wulpen
„ met een Noorden eD Noordweften Wind, ko*
„ mende te rug in September en blyvcnde dan
„ tot de aankomll der Sneppen De halve
a, Sneppen komen nog te St. Jan, en men vindt
„ ‘er
(*) De Bouchraies zyn Landvogelen, byna zwaff vaa
kleur , van grootte als de Goud Plevier : zy hebben döa
Kop taamelyk groot, den Bek fcherp, breed en plat.
(f) De Dag van St. Joris komt op den 23 Apiik
1, DI&l. IV. Stvk. B