VI.
Hoofdstuk.
IX.
^Jocrfus.
Snaak.
Ü22 B e S C H R Y V I N O V A N
de door den Abt de la C a il l e , geduurende
zyn verblyf aan de Kaap der Goede Hope, den
Heer R eaumur toegezonden , en in deszeffs
Kabinet geplaatft: waar uit de Heer B risson
hem aldus befchryft. Hy is een weinig kleiner
dan de Europifche groote Klaauwier. De Kop,
het bovenfte van den Hals, de Rug, Stuit, de
bovenfte Dekvederen van de Staart en die der
Schouderen, zyn zwartagtig van kleur: de Keel,
het onderfte van den Hals., de Borft, Buik,
Zyden en onderfte Staartpennen ,zyn wit; ge-
lyk ook de Pooten, ten grootften deele. De
twee middelfte Staartpennen zyn langer dan de
zydeliDgfe, die allengs korter worden, zynde
de buitenfte wederzyds de allerkortften. De
B ek , Vingers en Nagelen, zyn zwartagtig. Hy
heeft dergelyke borftelige Veertjes aan de
Neusgaten, en op de hoeken van den Bek, als
andere Soorten van dit Geflagt.
(9) Klaauwier met de Staart ongefplitft, bet
Ligbaam grys, bet onderjlc Ooglid purper,
den Aars Bloedkleurig.
Deeze wordt van de Chineezen Kaükai-Kann
geheten; zo de Heer Osbeck , die hem uit
China medegebragt heeft, verhaalt. Zyn Bek
is zwart, de Kop van boven zwart, aan de zyden
en Keel wit: de Rug grys-bruiu: de Hals
van
(9) Lanius Cauda infegra, Corporegriseo, Palpebrü in*
feriore purpurea, Ano Sanguine». ^Arnxnit, ^Acad, IY.
p. 238.
van onderen Afchgraauw met een bruinen Band: jj£
de Borft en Buik omtrent van de zelfde kleur: Afdeel.]:
de plaats van den Aars bloedverwig. Zyn W ie- 'j -
ken zyn rondagtig met bruine Slagpennen: de stuk. ”
Staartpennen omtrent even lang, minder fty f,
zwartagtig; de buitenfte aan den top, naar binnen
toe, wit : de Voeten zwart, met vier Vingeren
, welker agterfte dikker is dan de anderen.
(10) Klaauwier met deStaart ongefplijl, wiens x.
Slagpennen, die aan de grootften volgen., ge-
kleurde Vliezige tippen hebben.
-Op veelerley wyzen is deeze Vogel geplaatft
geweeft. De Ouden hebben hem Garrulus Bo-
hemicus geheten, en ’er wonderen van verhaald,
zo ten opzigt van zyne inwendige gefteldheid
'als van zyn- Vernuft. Ook noemden zy hem
Ampelis, om dat hy Befiën of Beften e e t, en
hier van is de Geflagtnaam afkomftig, welken
de Heer L inmaïus voorheen gebruikte, toen
deeze Beemer, met en benevens de gemeene
Europifche Klaauwieren, in de rang der Mos-
fchen, en wel tuflchen de Sitta en Loxia, ge-
fchikt werdt ( f ) . De Afbeelding van G e sn e -
rus
(ic) Lanius Remigibus fecundariis apice membranaceo
colorato, Cauda imegra. Syfl. Nat. X. Ampelis Remigibus
quibusdap apice membranaceo terminatis. Snee.
179. Garrulus Bohemicus „Gesn. ^Av . 703. A ld r . Orni
I. 12. c. 18. WtLL. Orn. 90. t. 20; R aJ Atv. 8f. Ai
*Ay. 2. p. 25. r. 26. F risch A v- 32. f. 1. Garrulus Ca-
rolinenfis. C a t e sb . Car. I. p. 46 t. 46-
(f) Zie Nat. Ed. YI. p. 30. & Frf»» p. ój.
1( D b .t i , IV. Sivb,