B e J C H R Y . v i n g
Vit.
Hoofdstuk.
XVIII.
Sordidus.
Graauwe
Pappegaay.]
éjÖ
pcgaay , met een zeer korten Bek; E dwardS
geeft ’er den naam aan van zwarten van Madagaskar,
vanwaar zyne Afkomift is. In grootte
zweemt hy naar den bruinen Pappegaay #
hier »voor befchreeven. De omtrek der Oogen,
o f het Vlies daar dezelven in (taan, is witagtig:
de Slagpennen trekken een weinig naar ’t groene
, de Staartpennen, van boven, naar ’t blaau-
we. De Bek en Klaauwen zyn witagtig Vleefch-
kleur, de Nagelen zwart.
(18) Pappegaay met een korte Staart, bruinagtig,
mep een bladuwe Keel, de Wieken en
Staart groen, den Bek en Stuit rood.
1 \
De Engelfchen noemen deezen de donkere
Pappegaay, wegens zyne graauwe kleur. B r is -
son geeft ’er den Naam aan van Pappegaay
van N ieuw Spanje of Mexiko, dat zyn Vaderland
is. Hy heeft de grootte der gewoone
Pappegaaijen. De kleur is van boven brüinag-
tig groen, van onderen graauw; de Hals blaauw,
de Staart uit groen, blaauw en rood, gemengeld
; de Bek ge e l, rood en zwart, de Klaauwen
Loodkleurig, de Nagelen zwart. Om dat
de kleur niet helder is , geeft LiNNiEUs er den
naam van fordidus aan, gelyk men dus zegt
vuil-vrit; niet wegens zyne flordigheid. Hy is
zeldzaam.
(19) Pap-
(18) Pfittacus brachytmis fubfufcus, Gula ccerulea, A-
lii Ctmdaque vtridibus, roftro Anoque rubris. Syjl jNat*
X. Pfittacus fufeus. Edw. *Ay, 167. T. xd j.
£ 1 9 ) Pappegaay met een korte Staart, AJch- jr„
graauw van kleur, de Stuit, Slag. en Staart- Afdeel*
° * y jr
pennen, hoogrood. . HooF‘D_
Deeze behoort, wegens zyne kleur en ge-
AiA'
ft al te , tot de Kakatoes, waar onder hy van den Erytbrele»■>
Heer B risson geplaatft i s ; o f eigentlyk zou mencus'
hem, uit hoofde van de kleur, als een middel- met rood^
flag tuflehen deeze en de Lorys, die rood zyn, Wiekèrred
aanmerken kunnen. Men vindt hem, by dfeStaart.'
Ouden, onder den naam van rood- en witte Pappegaay
befchreeven, gelyk hem de Engelfchen
nog heden noemen. De grootte is als een Hoen;
de Kop en Hals zyn dik; de Bek en Klaauwèn
zwart. Zyn Vaderland is niet bekend.
(20) Pappegaay met een korte Staart, grys van xx.
kleur, de Wangen wit, de Staart hoogrood* irithawSi
* 0 GuineefchS
De Ouden noemden deezen blaauwagtig, doch
hedendaags noemt men hem Alchgraauwofgrys;
anders ook wel de Guineefche, naar zyne afkomft.
By fommigen heet hy de groote Pappegaay,
doch eigentlyker zou men hem de midJelbaare
noemen; dewyl hy maar de grootte van een
Duif
(19) Pfittacus brachyürus cinereus, Uropygio Reétrict-
bus Reraigibusquecoccineis f. Sjg.Nat. X. Pfittacus ery-
tluoleucus. Aldr. Orn. I. i ï . c. 11. Wilt.. Om . j 6.R aP
iAv- 31.
(20) Pfittacus brachyuruscanns.Temporibus albis,Caii-
dl coccinea. Mus. Ad. Fr. I p. 14. Pfittacus cinereus
fubcoeruleus. AtDR. Ornith. 1. IX- c.10. R aj. ^ A v . 31. Al».
^Ay. I p. 12. T. 12. Frisch, ^Av. 4. T. yi.
I , D ï k i > IV Stwk. R