XX.
Hoofdstuk.
Staart blaauwagtig groen, de twee Staart•
pennen wat langer.
Deeze V o g e l, die onder den Naam van Me-
rops bekend ftondt by de Ouden, is op ’c Eiland
Kandia zeer gemeen, zo Bellonius getuigt,
alwaar het Landsvolk hem MeliJJophagos
noemt; om dat hy Byën en dergelyke Infekten
eet. In de Oofterfche Landen voedt hy zig ook
met een foort van Krekels , die naar Springhaa-
nen gelyken, en nuttigt bovendien eenige
Zaaden van Planten. Men vindt hem ook in Italië
en de Zuidelyke deden, van Europa, zelfs in
die van Vrankryk, maar in Duitfchland, Engeland
o f Noordelyker, wordt hy zelden gevonden.
Egter komt hy in Sweeden, aan den
Oever der Z e e , nog wel eens voor.
Het L y f is niet wel zo groot als dat van een
Lyfter, doch wat langer; o f een weinig groo-
ter dan een Spreeuw. Hy heeft een Bek van
omtrent twee, en een Staart van over de vier
Duimen; het geheele L y f , met Bek en Staart,
is tien Duimen lang. De kleur is van boven
bleek vaal, met Kaftanie-bruin en groen gefcha-
duwd; van onderen Zeegroen-blaauw, aan de
Stuit-geelagtig Zeegroen; de Kop van boven
.blaauwagtig, van agteren, gelyk ook de Hals,
Kaftanie-bruin. Een zwarte ftreep loopt door
• de
1. 12. c. 4f. WiLL. O r n ith . jo2, T. 24. Raj. />, 49.
Alb. ^ A v . 1 . p. 40. T. 44. Charl. Onom 87.T.87. Me*
ropsGalfeus. HasseLq^ I t . 247. Ispida. F tiu n . Snee, 8C
VAN DE BYEN-EE A gin». -r--
de Oogen wederzyds; de Keel is Coud-geel. IL,
De Staartpennen„ zyn van boven blaauwagtig, ^ EU
met ros gefchaduwd; de zydelingfen inwaards HooF^_
met Afchgraauwe randen^: de twee middelften stuk.
langer en fpits; daar de zydelingfe zig als afgeknipt
vertoonen, en aan de tippen een weinig
zyn uitgerand. De Bek is zwart, de Pooten
bruin-rood, de Nagelen zwartagtig.
(2) Byën-eeter met de Rug vaal, den Buik en IL^
Wieken groen, de Keel en Staart blaauw. Groene.
u .. Pl.XXXVIDeeze
voert den naam van de groene Byen- ^ ^
eeterj anderen noemen hem de Bengaalfche,
en B risson de gehaagde; wélke naam tot meer
onderfcheiding van den voorgaanden fchynt té
kunnen {trekken. Hy zondert den Bengaalfchen
af van dien van Madagaskar, welke van E d-
wards de kleine, met twee zeer lange f malle Staartpennen
, geheten wordt, en waar van B risson
de nevensgaande Af bedding heeft gegeven.
Deeze Byën-eeter is inderdaad niet grootër
dan een Mofch, maar veel langer van Lighaam,
hebbende een Bek van anderhalf Duim. De
kleur is, over’t geheele L y f , groenagtig blaauw,
met een Goudgeelen glans; op de Vlerken vaal;
de
(2} Merops Dorfo ferrugineo, Abdomine Alisque viri»
dibus, Gula Caudaque cceruleis. Syfl- N a t . X . IPp'da
viridis, iupra ferruginea. Osb I t . 96. Merops viridis,
fupra ferruginea. Chin* L ig e r f t r . 5. Merops Bengha-
lenfis. Ai.b III. p 29 T. 30. Merops minor ,
Caiidte duabus pennis longioribus & teauioribtts, EdW.