H.
A fdeel,
V.
Hoofd-
«TUK.
II.
Scandiaca.
Lapland*
Cch*.
188
die ook, hier en daar, inet langwerpige zwart-
agtige Vlakken is doorzaaid. Op de Rug, eg-
ter, is de kleur wat bruiner en op de Wieken
zyn de Vlakken in regelmaatige order gefchikt.
De Pooten zyn ook korter en dunner dan in
de andere, maar de Nagels zeer groot en fcherp.
Naar deezen, die in Italië huisveft, zal buiten
twyfel de Afbeelding gemaakt zyn van Al *
brovandus , welke van Johnston op Tab.
XVIII. is gevolgd, doch niet natuurlyk; zo
min als die, welke Albin ’er van .gegeven heeft,
onder den naam van Schuifuit met zwarte Vlerken.
E dwards befchryft ’er een , onder den
naam van Geboomde Uil van Athene, wiens Afbeelding,
Plaat 227 , zeer wel met deezen Ita-
liaanfchen Hoorn-Uil ftrookt.
Een ander is ’er, die in ’t Franfch le Grand
Duc dechaujjé, dat is de ontfchoeide Schuifuit
genoemd wordt; om dat hy de Schenkels der
Pooten ongevederd heeft, verfchillendeanderszins
in gcenerley opzigt van den voorgaanden.
(2) Uil met een ^gehoornden Kop, bet Ly f
witagtig.
Gelyk de groote Europifche graauwe o f ros-
fe Hoorn-Uil ook in Sweeden gevonden wordt,
zo heeft men ’e r, bovendien, een witten, die
in de Laplandfche Alpen huisveft, en door zy-
ne Hoornen alleenlyk van den witten Kat-Uil
veris)
Strix Capitc auriculato, Corpore albido. Faun Snee. 4$.
veffehilt, behalve dat hy de grootte heeft van if,
een Kalkoen. Het L y f is, op een witten grond, Afdeel.
geheel met zwarte Vlakken befprenkeld. „ v -
® Hoofd*;
(2) Uil met een gehoornden Kop , het L y f van STÜK*
loven Roejlkleurig, van onderen Afchgraauw,
de Wieken met vyf witte Stippen getekend. Virginifche.
PI. XXXIX.
Deeze Hoorn-Uil, waar van ik de nevens- Fig. 1.
gaande Afbeelding uit het Werk van E dwards
heb ontleend, was, volgens het Berigt van dien
Heer, weinig kleiner dan de grootfte Hoorn-Uil,
dien men Arend*Uil of Schuifuit noemt. Zyn
Kop vertoonde zig niet kleiner dan de Kop van
een Kat, en de langte der Vlerk was vyftien
Duimen. De Bek was zwart en haakig als die
der Valken. De Oogen waren zeer groot en
hadden breede Ringen van een glinfterende
Goudkleur, in zwarte Kringen ftaandc, rondom
welken het Aangezigt Oranjekleurig was, met
helder bruin gemengd, doch met witte Stree-
pen van boven. De Vederen, die de Hoornen
maaken , namen haar begin aan den wortel van
den Bek; zynde in ’t cerft wit, doch wordende
opwaards roodagtig bruin, met zwarte tippen.
Van agteren was deeze Vogel donker bruin
o f graauw, doch met eenige witte plekken op
de Vlerken, veroorzaakt door de tippen der Oran
(3) Strix Capire aurito, Corpore fupra ferrugineofub»
Sus cinereo, Alis punttis quinque albis. Syft Nat, X-
ïïotSua aurita minor. Catkss. Car. I. p. 7. Tab. 7.
I , Daïfc, IV , Siu«,