1^1
• ; pSS 1 al
fes# I I !k;
h , |
l ^ j
I ; : .H f |
JafS *“*ï•! i J f
m§
§§
H■
SÉ
E I i°i9Ü S B
11
Ilémmm
176
IV.
Hoofd.
s t u k .
derfcheiding van den vólgenden, die Vinkeri-
valk genoemd wordt. Dewyl, egter, de En-
gelfchcn hem den Naam geeven van Gosbawk,
dat is Ganzen-Havik, en de volgende zeer heet
is op Duiven, daar deeze meer op Hoenderen
en andere groote Vogels aaft; zo oordeeldeik,
tot eene duidelyke onderfcheiding, beft , hem
den naam van Havik toe te paften; te meer,
dewyl de Naam van Sperwer, zode Heer Bris-
son oordeelt, aan den volgenden toebehoort.
Volgens den Griekfchen naam , Aflerias,
draagt hy ook wel den naam van Stervalk,
in ’t Latyn Aftur, waar van de Italiaanfche
naam Aftore, en de Franfche Autour, af kom-
ftig zyn.
Het Mannetje is kleiner dan het W y fje , *t
welk ongevaar de lyvigheid heeft van een Kapoen,
zynde veel grooter dan de gewoone Bui-
zert. Immers de langte van den genen, daar
de Heer Brisson van fpreekt, is omtrent twee
Voeten, van ’t end des Beks tot aan het uiter-
fte van de Staart. Zyn kleur was, zegt hy,
van boven bruin van onderen wit, met Lan-
cetswyze dwarfe bruine Banden o f dwars-Stree-
pen; de Staartpennen bruin , overdwars met
donkere ftreepen, het end wit gerand. Men
vindt by Johnston, Tab. V I L , eeqe Afbeelding
van deezen Havik, die van G esnerus
ontleend is, doch niet zeer naauwkeurig, zo
min als die van Aldrovandus, Tab. VIII.
F risch heeft van ’t Mannetje en W y fje ,
beibeiden,
nette Figuuren gegeven. Onder de II;
Dieren van Sweeden wordt deeze Havik, door -^FDEEL*
L inNjEüs* zo ’t my voorkomt niet opgeteld. Hoofd.
• f • • STUK.
(26) Valk met groen JVafcb , de Pooten geel, Xx v i
de Borft wit en bruin gegroefd3 de Staart Nifuh
met zwartagtige Banden. Sperwer.
In ’t algemeen voert deeze den Naam van Sperwer,
heetende in ’t Latyn Sparverius, in ’t Franfch
Epervier, in ’t Engelfch Sparrow-Hawk ; doch
het Mannetje, ’t welk in deeze Roof-vogelen
veel kleiner is dan het W y fje , en daarom
Tiercelei, Tércèl en Terzolo, genoemd wordt 3
heeft hier den naam van Mouchet en Mufcet,
in ’t Franfch en Engelfch , 't welkwy met Mos-
ket navolgen: in ’t Hoogduitfch noemt men ’t
zelve Sprintz, en ’t Wyfje Sperber. De La-
tynfche Naam Accipiter wordt in ’t byzonder
óp deezen toegepaft, met den bynaam van Frin-
gillarius 3 ’t wélk fommigen hem Vinken- Valk
heeft doen noemen, in navolging van Klein ,
die ’er den tytel van Falco Fringilkirius aan
toelegt.
De dikte van ’t L y f is omtrent als een D u if,
hebbende veertien Duimen langte en twaalf
Duimen hoogte^ Van boven is de kleur bruin j
met
(26) Falco Cëra vlridi, Pédibus fhvis , Peöore albó
fufco undulato, Caudi faleiis nigricantibus, Faun. Snee.
68. Accipiter Fringillarius. Gtstr. Av. 51. Aldrov. Or-
tiitb. Lib. V. Cap. 3. Bhll. 19 , 8- Wir.L. Ornitbi
f|* T. 4. Raj. .18. Alb. ^tv. III. T. 4. & *.
Tab. 5. fatmina. Mofcheutus. A ldrov. Ornitb. 34f.
L D eru IV. Stuk. M