TI,
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
Inwendige
deeiea.
186
Zyne Pooten waren, tot aan de Nagels to e , gevederd.
De langte was meer dan een half Elle
, en de breedte, met uitgefpreide Vlerken,
meer dan een E lle ; de Kop was als die van een
gewoonen Nagt-Uil, doch grooter en met het
Lighaam evenredig.
Den Buik geopend hebbende, vervolgt die
zelfde Waameemer , vonden wy een groote
veelheid Vets aan den omtrek. De Maag was
hard, gerimpeld en met Vet bekleed. W y hebben
’er in opgemerkt een gewoonen K o t, die
byna verteerd was, benevens een geknaagden
V o g e l, met zyne Pluimen en Hair. Het Al-
vlees was langwerpig; het Klapvlies van’t Portier
zeer groot , en beneden hetzelve vondt
men een aanmerkelyke verzameling van Klieren.
Het binnende Vlies der Maag fcheidde ge-
makkelyk van de anderen af. DeGalbuis werdt
ingeplant in den Twaalfvingeren Darm, by de
buis van ’t Alvlees; maar men wierdt geen Galblaasje
gewaar. Daar kwamen twee blinde
Darmen voor ’t oog. De laDgte van alle de
Darmen was een E lle: het end derzelven vondt
men wyd en uitgezet als een Zak. Het Hart
was langwerpig, hebbende twee Holligheden ,
en zat beflooten in een Hartzakje, van ’t Middelschot
gemaakt. Laager was de Lever, met twee
groote Lobben, en ter zyden vertoonde zig een
andere roode L o b , die door een dun Vezeltje
werdt opgehouden. Dit oordeelde hy de Milt
te zyn. De Zaad-vaten hadden wederzyds
hunnen oorfprong uit de groote Slagader, en n.i
gingen regtdreeks naar de Ballen: want dit Afdeel.
Onderwerp was een Mannetje. Het hadt lange V.
J Hoofd-
Ballen, die vry hingen en vol waren van een STyKs
Lymig Vogt. Beneden de Ballen, onder het
Buikvlies, waren de Nieren geplaatd, verborgen
zynde in de holligheid der dwarfe uitlekken
van de Lenden-Wervelen. Van daar drek-
ten de Pisleiders zig pit naar het breedde end
van den Buik. Byzondere Spieren waren ’er,
die de Lugt-pyp devigden, neemende haaren
oorfprong een weinig onder derzelver verdee-
ling in takken, en loopende naar de zyden van
de Bord. De Tong was van vooren Vleezig,
doch aan den wortel hard en byna Beenig. De
opening van de Lugtpyp, agter welke men ver-
fcheide Tepeltjes vondt,en de Zwelgpyp, waren
zeer wyd. Het Bekkeneel hadt eene
fpongieufe zelfftandigheid en was zeer broofch.
Men zag in de Herfenen geen onderfcheicten
holligheden. De Vogel hadt dertien Halswer-
velen, en niet meer dan zes Ribben, aan ’t
Bordbeen gehegt. De middelde Klaauw was
aan de eene zyde als een Zaag , gelyk in de
Reigers.
De Heer Brisson geeft ons de befchryving itaüaanfche
van een Italiaanfchen Schuifuit, die van de zelf- Schuifuit.
de grootte is als de gewoone Europifche, en
daar van alleen verfchilt door de kleur; als zynde
, over ’t geheele L y f , uit den Afchgraauwen
ros of roodkleurig, inzonderheid aan de Bord,
L dkel. iv. Sm*. die