XV.
Hoofdstuk.
Naar®
De Heer Brisson heeft deezen geplaatO: ön-
der de Spechten, noemende hem, geflreepte
Specht van Kanada. Hy erkent egter, dat dee-
ze Vogel niet by de Stammen der Boomen op*
klimt, gelyk de manier der Spechten is , maar
op de Takken zitten gaat. Dezelve onthoudt
z ig , zegt h y , inKarolina, Virginie en Kanada,
leevende van Wormen en andere Infekten, die
hy uit den Grond haalt. Het Wy fje verfchile
van ’t Mannetje, doordien het den Kop van
boven grys-bruin heeft; dat de roode kleur
van ’t Agterhoofd zo hoog niet zy , en dat de
groote Slagpennen geen Vlakken hebben, aan
de buitenzyde. De kleur van ’t L y f is boven
op grys-bruin, van onderen bleekvaal, met ronde
zwarte Vlakken getekend.
XVI. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der D r aaihalzen ;
Vogelen, die wegens eene byzondere Eigen-
fcbap dus. genoemd worden.
O Nder de Koekkoeken is van fommigen,
van anderen onder de Spechten, een Vogel
geplaatft geweeft, aan wien van Brisson en
L innasus, beiden, thans een byzonder Geflagt
wordt toegekend, onder den naam van Torquil-
la en Jynx (1). W y geeven ’er den naam
van
fi) Jynx, Torquitla. Syfl. Nat. X. Gen. yj. Cuculus
fubgriteus macalatus, Rectricibus nigris fafciis undulatis.
Fam,
Van Draaihals aan , naar ’t Hoogduitfch, dien II;
de Engelfchen met hun Wryneck , de Fran- Aidee ,
fchen met Torcol, de Italiaanen met Tortocolló j j00FD.
Uitdrukken . Hy wordt ook wel Formicula, enstuK.
in ’t Engelfch Emmelhunter geheten, om dat
hy op Mieren jagt maakt.
In de dertiende Rang van Brisson, die uit KenméH
zodanige Vogelen beftaat, welker Pooten tweeken’°
voor- twee agter- Vingeren hebben, die onge-
Vliesd zyn , en de Pooten gevederd tot aan dé
Schenkeleh; waar in derhalve de Koekkoeken
hiet alleen, maar ook de Pappegaaijen en ver*
fcheide anderen zyn begreepen; maakt de Draai-
hals met den Specht de eerfte Afdeeling u it:
om dat derzelver Bek regt is , de Tong zeer
lang, en van gedaante als een Aardworm. Iri
de Draayhals is , bovendien, de Bek aan ’c
end fcherp, en de Staartpennen zyn buigzaam;
L innjEüs ftelt tot deszelfs Kenmerken: deri
Bek rondagtig en fpits; de Neusgaten ingedoo-
ken; de Tong rolrond, Wörmswyze, by uit-
ftek lang, met een fcherpe punt.
Van den Draaihals is maar ééne Soort be- Éigen*
. , , fchappéil.
kend, die in Europa gevonden wordt, en s
Voorjaar^ zig onthoudt in de Noordelyke dee-
len. Hy leeft van Mieren, die hy op gelyke
wy-
Faun. Suec. 78. t . 1. f. 18. Jynx f Torquilla. Bell.
^A v. 76. a. G esn. A ty - 573. A ld r . Orntth. 1. 12. c.
42. Jonst. A ly . . . . T. 42. W il l . Orn . 95'. T. 22.
R aj. 44. Rudb. Lapp. 66. T. 66. Alb Aty. i,
p. tt. T. 21. F risCH, ACV. T. 38,
X; Deel. IV. Stuk. A a 2