II. 6, In die van den zesden Rang is de Bek ook
Afdeel. reg t ^ imar <je beide Kaaken zyn geheel.
■stuk°0FD" Twee Geflagten. De Ossenpikker ea
VT Spreeüw,
Vil. 7* Die van den zevenden Rang hebben een
dunnen Bek, die een weinig is krom ge*
boogen.
Twee Geflagten. De Hoppe en Gkasmusch.
VIII. 8. In de Vogelen van den agtflen Rang is de
Bek zeer klein, aan den grondfteunhorifon-
taal plat, aan ’t end haakswyze: de gaaping
van den Bek grooter dan de Kop.
Twee Geflagten. De Geitenmelker en
Zwaluw.
IX. p. Die van den negenden Rang hebben den Bek
als een dikke Kegel.
Agt Geflagten. De T angara, Putter,
Musch , (waar onder de Vinken, Cysjes,
Kanarievogels, Groenlingen en anderen,
begreepen zyn ,) Kernbyter , Geelgqrs ,
Coliou, Paapje en Kruisbek.
x - jo. De Bek fcherp als een Els.
Drie Geflagten. De L eeurik, Vygen-
eeter, en Mees; waar onder de Nagte,
gaaien, Kwikftaarten, Tuimelaars en an-
der klein Gevogelte.
X I. i i . De Bek in de gedaante van een Wigge.
Een Geflagt. De Blaauwspecht.
XII. 12. De Bek dun als een draad.
Drie Geflagten. De Boomkruiper , ’t Kou-
BRiETjE en B loeaczuiüertjc,
13. De Vogelen van den dertienden Rang heb- jjv
ben de algemeene Kenmerken der voorgemel. Afdeel,
de twaalf Rangen, tdoch van de vier Vinge- R-Hoofd-
ren hunner Pooten liaan twee voorwaards, *
twee agterwaards. De Bek is van verfchillende
gedaante, regt, krom , lang, kort,
enz.
Negen Geflagten. De D k aayhals , Specht ,
Jak AM ar , Baard vogel , Koekkoek,
Kouroukou, T eek-eeter, Pappegaay,
T oukan,
14. Die van den veertienden Rang verfchillen
wederom niet van de twaalf eerften in de al- XIV,
gemeene Kenmerken, zelfs niet in de plaatzing
der Vingeren ; maar de middelde Vin>
ger der drie voorlten is, tot aan het derde
Gewricht toe, naauw vereenigd met den uit-
waardfen Vinger, en met den imyaardfen tot
aan het eerfte Gewricht. De Bek is van vee-
lerley gedaante.
Zeven Geflagten, De Rots-Haan, Ma-
nakyn , Momot, Y svogel, T obier,
Byen-eeter en Rhinoceros-Vogel.
15. Deeze en de twee volgende Rangen he- xv.
Haan uit Vogelen, welker Vingeren ongevliesd
en de Schenkelen geheel van Pluimen ontbloot
zyn. Die van dee?en Rang hebbende
Wieken naar reden van het Eighaam klein en
tot Vliegen niet bekwaam, Spmmigcn hebben
twee, anderen drie, anderen vier Vingeren.
I. Dkul. IY. Stuk.