V.
Hoofdstuk.
de Sweedfche Uilen aangetekend, daar hy tegenwoordig
niet van fpreekt, en die mooglyk
tot deeze Soort zal te betrekken z yn ; te wee-
ten de Kat-Uil die over ’t geheele L y f geel is,
en wel zo hoog g e e l, dat R udbeck ’er de
Tekening van gemaakt heeft,onder den naam
van Strix tota flammea, dat is Vuurig roode
Uil. Men noemt hem gerfieenlyk Kerk-Uil,
en fomtyds ook wel Lyk- U il, om dat zyneVer-
fchyning, by ’t gemeens Volk, dikwils wordt
aangemerkt als een Voorteken van iemands
Dood. Men geeft ’er in ’t Franfch, om die
reden, dikwils den naam aan van Effraye en Fre-
faye of Prefaye, en ook wel van Chouette hlancbe,
o f witte Kat-Uil, tot onderfcheiding van den
graauwen : want de regte witten vindt men
meeft in ’t Noorden , gelyk wy ftraks zien
zullen.
Deeze Uil, die ongevaar de grootte van een
Duif heeft , wordt door den Heer B risson,
onder den naam van kleinen Kat- U il, befchree-
ven ; als zynde van boven rosagtig , met
golfswyze ftreepjes grys en bruin, en witte
flippen daar tuffchen verfpreid, van onderen
wit o f rosagtig wit, met zwarte flippen of ongevlakt.
Hier uit blykt, dat de witte kleur in
deeze Soort de overhand wel heeft, doch dat
de geele o f roodagtige flreepen, die ’er zo
fraay op affleeken, den naam van Vuurkleurig
daar aan hebben kunnen geeven; terwyl anderen
hem de witte Uil noemen.
Deeze
Deeze fchynt zeldzaam te zyn in Sweeden, jj
doch men vindt hem in Vrankryk menigvuldig, Afdeel.
’t welk niet zo zeer te verwonderen is ; dewyl v -
hy, als een regte Kerk-Uil , zyn Woonplaats Huofd-
11 r STUK.
gemeenlyk neemt in diepe Gaten, die ’er aan Ej^erj
de Toorens en Kerken zyn , welken men in fchappen.
Vrankryk veel meer heeft dan in Sweeden. Hy
maakt geen N e fl, gelyk andere Vogelen, maar
legt zyne Eijeren op de bloote Steenen, o f
in eenige Vuiligheid. Derzelver getal is vyfen
de figuur zeer langwerpig, wiaar in zy van die
der andere Uilen, welken volkomen rond zyn ,
verfchillen. Overdag blyft hy gemeenlyk in
zyn Gat, flaapende regt op de Pooten, met den
Kop voorover geboogen en den Bek in de Vederen
verfchoolen, fnorkende gelyk een Menfch:
des avonds komt hy , van tyd tot tyd, aan
den ingang van ’t Gat, om te zien of het nog
dag z y , en, zo dra het donker is , komt hy ’er
uit en tuimelt fomtyds onder ’t vliegen, gelyk
fommige Duiven doen : ’t welk zonder twy-
fel de Normandiers heeft doen zeggen, dat de
Kerk-Uil vliegt met de Pooten om hoog; maar
zy bedriegen zig: want alle Vogels vliegen met
de Pooten om laag, gelyk deViflchen met den
Buik om laag zwemmen, als zy gezond en on-
gekwetfl zyn. In zyn Gat vindt men Kluiten
of Ballen, fommigen ter grootte van Hoender-
Eijeren, die de overblyfzels zyn van het Aas,
beflaande in V e l, Hair, Veders en Gebeente,
alles als tot een Bal famengekneed. Want de
1 dkki. xv, st»K, N 4 Uilen,