l i l .
H oofd.
stuk.
112
Strot gebaard, de Bek Vleefchkleurig rood 3
de Kop omgeven met een zwarte jlreep.
De Heer E dwards befchryft deezen Vogel,
dien hy de Baardgier o f gebaards Gier noemt,
zeer naauwkeurig. Dezelve heeft de grootte,
zegt h y , van een Arend ; de W ieken, uitgefpreid
zynde, bëflaan een breedte van zeven en een
halve Voet: van den punt des Beks tot aan
het uiterfte van de Staart, is de langte drie
Voeten vier Duimen ; tót aan het end der
Klaauwen, maar twee Voeten agt Duimen. De
voorfte Slagpennen zyn meer dan drie-ea-twin-
tïg Duimen lang. De Bek is van een purpe-
re Vleefchkleur, donkerer naar de punt dan naar
den wortel, en, van zyne punt tot aan den hoek
der gaaping, vier Duimen lang. Aan de Onderkaak
heeft deeze Vogel een bosje zwarte Vederen,
van aanmerkelyke groote, en daarom1
heeft hy hem Baardgier geheten. De Mond is
binnenzyds blaauw : de Oogen zyn juiffc boven
deszelfs hoeken geplaatft: de Kring van het
Oog is helder g eel, en daar om heen loopt
een andere Cirkel , zynde een keurlyk hoog
rood velletje, dat fty f is vaft gehegt aan den
bol van ’t Oog. De zyden en het voorfte van
den Kop zyn zwart, welke zwartheid de Oogen
om vangt, en ze fraay doet affleken. De
Neusgaten zyn met flyve zwarte Vederen bedekt.
Van agter ieder Oog ftrekt zich een
zwarte ftreep uit, boven op den Kop famenloopen
f
loopende , en nederwaards loopt een dergelyke II: _'
ftreep, van den hoek des Monds af, in de gedaante ^ FDEEL*
Van Knevels. Het overige van den K o p , en Hoofd«*
de geheele Hals, zyn bedekt met witte Vede- stuk:
ren, aan de randen ros o f geelagtig, kort op
den K o p , maar lang, los en puntig aan den
Hals, gelyk aan die van een Haan. Met dergelyke
witagtige Vederen is de Borft, Buiken
Dyënbekleed, waarop een glans van rosagtig
of ligtbruin zig fierlyk vertoont en den Vogel
eenigermaate Goudgeel maakt. De boven-
fte deelen, egter, zo wel de Rug* als de Wieken
en Staart, zyn vap een donkere kleur, tus»
fchen bruin en zwart, doch dë randen der Vederen
een weinig ligter o f geelagtig bruin. On*
der de Vederen is, over ’t geheele L y f , een
d ik,zagt, wit Dons, waar mede ook de Schenkels
zyn bekleed; doch, als de Vogel z it ;
ftrekken de Vederen der Dyën daar overheen.
De Voeten zyn van Loodkleur , de Nagelen
donker, de middelfte en buitenfte Toonen o f Vingeren
aan elkander gevoegd dooreen ftërkeHuid.
Deeze Baardgier was, zo E dwards, verhaalt;
van Santa Cruz in Barbarie levendig överge- De
bragt door een Kapitein; doch kwam te fter- vjoua-gicfo
ven, en werdt daarop van hem, den 18. Febr. des
jaars 1 7 4 7 , aan de Koninglyke Sociëteit vertoond.
Hy hadt geen befchryving, noch
regte Afbeelding kunnen vinden van deezen
Vogel, die egter veel oveenkomft fchynt te
j, ótsi. iv« stv*, H’ heb