t . Hoofdstuk.
Laagte
van hun
Zwaarheids
middelpunt.
Dit laatfte volgt niet alleen uit de befpiege-
geling, maar wordt door de ondervinding be-
kragtigd. Indien men een geplukten Vogel, in
verfcheide manieren , horizontaal legt op de
fcherpte van een Mes, zal men het punt van
Evenwigt vinden in een regte lyn, die van de
wortels der Vleugelen, naar het midden des
Borftbeens, voortgetrokken wordt, regchoekig
op de langte van het Lighaam des Vogels ;
en, in zulk eene plaatzing, ruften de Vogelen
in ’t flaapen, met hunne Borft, op de takken
der Boomen. Daarenboven zienwy de zwaar-
fte deelen van den Vogel, te weeten de dikfte
en grootfte Beenderen, als ook het zwaarfte
Vleefch, het allerlaagfle geplaatft. De Pooten,
naamelyk, en het Borftbeen, zyn groot en dik;
de Ruggegraat, daarentegen, en de Ribben, fyn
en ligt. Insgely^s evenaaren de Borft- en Bil-
fpieren, in zwaarte, alle de Ingewanden en
het overige Vleelch van den geheelen Vogel, .
o f gaan die zelfs te boven. En, op dat het
onderfte deel van de Borft nog meer verzwaard
zoude worden, heeft de Schepper de Opligt-
Ipieren der Vlerken niet boven in het Schouderblad,
maar in ’c midden van de Borftfpieren
verborgen. De bovenfte holligheid van de
Borft, daarentegen, wordt met Lugt gevuld,
en is derhalve minder zwaar, dan haar onderfte
deel. In de Buik wordt ook de holligheid
, die ’er boven het Gedarmte, ’t welk door
zyne zwaarte nedergedrukt wordt, overblyft,
ten
ten grootften deele van de Lugt bcflagen. Uit
deeze Ichikking begrypen w y , hoe zorgvuldig
de Natunr het middelpunt der Zwaarheid, in
de Vogelen , beneden de lyn, die van de wortels
der Wieken tot elkander getrokken wordt,
heeft doen vallen, ten einde zy altoos, met
het Lighaam voorover, in de Lugt zouden bly-
yen hangen.
*
Een ander Lighaamsdeel, ’t welk dit alles in
het Pluimgedierte regelt, is de Kop en Hals.
Men zoude mogen vraagen; waarom de Vogelen
altoos, in het flaapen, hunnen Hals agter-
waards buigen en hunnen Kop verbergen onder
een van hunne Vlerken ? In de cerfte plaats
wordt men ligt gewaar, dat zulks overeenkomt
met de houding van alle Beeften, die in de Slaap
hunnen Kop altyd hier o f daar laaten ruften;
kunnende die deelen, welker ophouding willekeurig
is, dan niet anders worden onderfteund,
Maar een andere reden, die hier ter zaake doet,
i s , dat de Kop en Hals, te famen, ook vry
veel zwaarte hebben, en derhalve wordt, door
hun agterwaards over te buigen, het middelpunt
der Zwaarheid, ’t gene in een vliegende
Vogel juift tuflehen de wortels o f beweegpun-
ten der Vlerken moeft zyn , een weinig agterwaards
gebragt, zo dat de Zwaarheidslyn lood-
regt valle op het midden van de Klaauwen der
Pooten, die als een Nyptang om den Takflui-
tpn, gelyk gezegd i s ; en dus blyft het Dier,
II.
AfdeeL
I. Hoofdstuk.
Waarom
zy met den
Kop tus-
fchen een
Vlerk flaa-
pen.