R a n g s c h i k k i n g
ir.
Afdeel.
II Hoofd-
stuk»
ft*
48. Corvus. Mandibula fuperior cultrata, baß
Setis tecta.
49. Coracias. Mandibula fuperior cultrata, baß
nuda.
55. So t a . Roßrum porrebtum rectum.
57. Merops. Roftrum arcuatum carinatum.
60. T rochilus. Roftrum filiforme ) Capite longius.
* * * Digitis anticis tribus , poftico uno.
Lingua integra.
46. Buceros. Mandibula fuperior fronte ojfeo*
gibbofa.
47. Crotophaga. Mandibula fuperior comprejfa,
infrabla, transverfe Jule ata.
50. G racula. Mandibula fuperior comprejfa, I03-
vis, baß nuda.
51. Paradisea. Mandibula fuperior ad medium
ufque phmofo-bolofericea. s
56. Alcedo. Mandibula fuperior angulata. Lingua
breviffima.
58. Upupa. Roftrum arcuatum. Lingua obtufa.
59. Certhia. Roftrum arcuatum. Lingua acuta.
A N S E R E S.
* Roftro apice unguiculato.
d e r V o g e l e n . 87
48. De Rave. De Bovenkaak van figuur als
een Mes, naaft aan den Kop met borfte-
lige Hairtjes.
49. De Scharlaar. De Bovenkaak van figuur
als een Mes, naaft aan den Kop ongedekt.
55. De B l a a uw s p e ch t . Een lang uitgeftrekte
regte Bek.
57. De Byen -eeter. Een boogswyz’ gekromde
en gekielde Bek.
60. De B loemzuiger. Een draadswyze Bek ,
die langer is dan de Kop.
*** Met drie voor- en één agter-Vinger: de
Tong niet ingefneeden.
46. De R hinoceros-vogel. Een Beenigebult
boven op de bovenkaak.
47. De T eek-eeter. Een platagtige geknakte
bovenkaak, die overdwars gegroefd is.
50. De Kaauw. Een platagtige bovenkaak,
die glad is en digt aan den Kop ongedekt.
51. De Paradysvogel. Een bovenkaak, die
tot het midden der langte bezet is met
fluweelagtig Dons.
56. De Y svogei* Een hoekige bovenkaak: de
Tong zeer kort.
58. De Hoppe. Een boogswyz’ gekromde Bek:
de Tong ftomp.
59. Het Boomkruipertje. Een boogswyz’ ge*
kromde Bek: de Tong fcherp.
G A N Z E N .
* Met een Bekj die aan de punt als genageld
is.
LDesu IY. STu*f F 4 01«
II.Hoofd-
STUK.