IV.
Hoofd-
STUK,
i
34d a n £ tu s .
Zwane A-
resd
122 B E S C H R Y V I N C
die geel Wafch hebben, waar van hy twintig
Soorten heeft, en in anderen met donker Wafch
waar van zes Soorten; zo dat het getal der
Soorten van dit Geflagt by hem zes-en-twintig
is. De eerftgemelden worden eerft van hem
befchreeven, als volgt.
( i ) Valk met geel Wafch, de Pooten ten halve
Wollig , bet L y f uit den roejlkleuri-
gen zwartagtig met geele ftreepen.
Deeze maakt de eerfle foort uit onder de
Arenden, waar van de Heer L inn.eüs ’er v y f
op elkander volgen laat. Klein heeft agt
foorten van Arenden , Brisson telt vyftien ver-
fcheidenheden in dat Geflagt, ’t welk hy het
Arenden-Geflagt noemt, en door de gedaante
van den B e k , die in ’t eerft een weinig regt
loopt, van de Valken, welker Bek geheelen-
al krom en haakswyze is, onderfcheidt: welk
verfchil de Heer L inileus niet aanmerkelyk
genoeg fchynt geagt te hebben, om die Vogels
van elkander af te zonderen. Ook heeft de
Heer Moehring het dan zeer kwaalyk, wam
neer hy als een Kenmerk van den Arend fielt,
dat de Bek, van ’ t grondfluk of eigentlyk van den
wortel a f, krom loopt. De Arend wordt, van
den Heer Brisson , door zyn gevederden Kop
on-
(i)F^lcoCera lutea .Pedibus femilanatis, Corpore ferru-
gineo nigricante ftriis flavis. Sy fl. N*t. X Melanasrus live
Aquila Valeria. Raj. 7. N. 4. Will. O rn ith 30,
Tab. 2 . Albin , > A y . 2, p. 2 , Tab. 2.
V A N D E V A L IC EN . 123
pnderfcheiden van de Gieren. Zie hier des-
zelfs verfcheidenheden, volgens den laatflgemel-
den.
Langte.
1. De gemeene' Arend. 3 Voet.
2. DeArend met een witten
Kop. 3V. 3D.
3. De witte Arend.
4. De gevlakte Arend. 2 V-7§D.
5. De Arend met een witte
Staart. 2V. 9D.
<5. De kleine wit geflreepte 2V. 2D.
7. De Vergulde o f Goud-A-
rend. 3 y 0et.
De zwarte Arend. 2V.10D.
9- DeZee-Arend o f Beenbree-
ker- ' 3V 4 ID .
10. DeZee- o f Vifch-Arend, 1V.11D.
11. DeSt. Martens Vogel. 2V. iD .
12. De Arend van Brafil.
13. De gekuifde Brafiliaanfche.
14- De gekuifde Arend van
Afrika.
15. DeArend vanPondichery. 1V. 7D.
Hoogte.
2V. 9|D-
2V-Io|D.
2V. 5 D.
2V. j D.
aV. 8 D.
aV. 7 D.
[3V. 4sD.
i V. 7 D.
1V.10 D.
iV . 4 D .
Van deeze worden de elf éerften altemaal,
geheel o f gedeeltelyk, in Europa gevonden Langte
noem ik de maat van ’t end des Beks, over de
Rug, tot aan het end van de Staart: Hoogte, die
langs de Borfl tot aan ’t end.der Klaauwen. Ik zal
nu fpreeken van de Arenden in ’t algemeen,
1. D ikl. iy . Stuk,
ir.
Afdeel,
IV.
Hoofdstuk.
Verfchet-
denheden
van Arenden
en hunne
grootte,
volgens
BRISSON.
waar