[j, te vooren genefteld heeft; ten einde hunne Jon.
Afdeel, gen droog zouden mogen leggen. Dit is niet
Hoofd onwaarlchynlyk, wanneer men de behendigs
t !^ heid en lift in aanmerking neemt, waar mede
deeze Vogelen zyn begaafd. Zy voegen ’er
b y , dat het getal hunner Jongen wel drie, vyf
o f zeven is; doch dat men ’er zelden meer dan
twee o f drie magtig wordt; als daar toe genoodzaakt
zynde den Boom om ver te hakken
; die dan, door ’t vallen, eenigen om ’t
leven brengt o f doet wegvliegen.
Een heet Klimaat is deeze Vogelen eigen:
weshalve men de genen, die in Europa worden
overgebragt, zorgvuldig voor de Koude
moet befchutten. Zy leeven ’er nogthans taame.
lyk lang, doch zyn aan Zekere Kwaal onder,
hevig, welke met de Vallende Ziekte eenige
overeenkomft fchynt te hebben. Alle Vrug-
ten , byna, die van de Menfchen gegeten
worden , zyn hun aangenaam, doch inzonderheid
beminnen zy de lekkerften , en houden
veel van Banket, Brood in Wyn geweekt en
klontjes Suiker. Peterfelie , egter, wordt ge.
zegd een Vergift te zyn voor deeze Vogelen.
Hun geklap o f praaten is het gene, waar mede
zy den Menfch verluftigen; zo wel als hunne
fchoone kleur en aardige potferyën. De
Werktuigen hunner Spraak heb ik reeds be-
fchreeven. (*).
Ia
( * ) Zie bladz. 32.
In de Zeftiende Eeuw hadt men, in Neder- u.
land, Gaayfchutten, en het fchieten naar den A fdeel,
Pappegaay heeft nog jaarlyks, hier en daar, VJI-
plaats, zynde waarfchynlyk van die Schutte-
ryën afkomftig ; gelyk dezelven , miflehien, Gaayfc^
om het Landvolk te leeren mikken verordend ten.
waren. Men fchoot toen naar den Gaay met
Bouten , door middel van Boogen; de Schut-
tebroeders hadden een Kaloor aan, en die den
Vogel trof wierdt Koning, zo het fchynt;
moetende dan den Pappegaay bezorgen tegen ’t
volgende Jaar, voor den gemeenen Inleg der
Schutteren, eer zy Ichooten. Zulk een Schut
werdt, in den jaare 1519 > 1° Dorp St.
Maarten opgeregt, dat zynen Schietdag ’s Maandags
na Pinkfteren hadt. Het Dorp St. Pankras
werdt, in ’t voorfte des Jaars 1527 , met
dergelyk een Gaay-Schut bevoorregt ( f ) . Hedendaags
wordt gemeenlyk maar een Houten
Pappegaay, op een hoogen Staak, daar toe gebruikt,
en men fchiet ’er met Kogels uit Snap-
haanen zo lang naar, tot dat een van ’t gezel-
fchap den Vogel getroffen hebbe , zo dat hy
van boven neder tuimelt ; en deeze wint dan
den geftelden Prys.
Thans kome ik tot de belchryving der Soorten
van dit Geflagt van Vogelen.
(i_) Pap-
(f) I (r o n y k y a n M e d t n l l i k . bl.
1. Djesi, IV. Stwk,