II.
hetzelve de Stem niet duidelyk geformeerd
zoude kunnen worden. Het is byna overdwars
-geplaatft, tuflchen de twee Armen van het
Been, ’t welk men by den naam van Brilswys'
Been * kent, bepaalende aan die zyde een taa-
melyk ruime holligheid, welke altoos aan het
bovenfte en binnentte deel van de Borft gevon.
den wordt.
Afdeel.
L Hoofd
STÜS.
* Os de la
JLnntUt
Manie?
Geluidäsaskißg.
Zodanig zyn de deelen, die allen famenwer-
ken tot formeering van de Stem der Vogelen.
Z y worden in fpeeling gebragt door de Lugt
der Longen, die onder den naam van Vliezige
bekend zyn, welke Lugt daar in min of meer
vaardige fchuddingen en drillingen verwekt,
naar dat haar doorgang langzaamer is of ralfer.'
Wanneer een Vogel fchreeuwen wil o f zingen
, wordt de Lugt, die beflooten is in de zakken
van zyn Buik en Borft, daar uit gedwongen
te gaan door het geweld, dat van de Spieren,
die tot dit werk gefchikt zyn, op deeze
Lugt gedaan wordt. Het grootfte deel derzel.
ve dan, uitgelchootcn door de Hoofdtakken van
de Vleezige Long, ontmoet aanftonds, in zyne
w e g , de gemelde kleine Veerende Vliesjes,
welken ’er boven elkander zyn geplaatft, en
verwekt daar drillingen in, die bekwaam zyn
tot het voortbrengen van zekere Klanken, door
welken die der Vliezige Rietjes, waar op de
Lugt vervolgens zyne werking doet, verfterkt
worden. Maar bovendien is ’t zeer merkwaardig,
dat het andere gedeelte van de Lugt, ’t
welk
welk niet heeft kunnen ontglippen door de jj^
Lugtpyp , welker bovenfte Spleet zig ver- Afdeel.
naauwt om den loop te vertraagen van die Lugt I. Hoofd-
STUK*
en de Toonen te maaken van dè Klanken der
Stem, op even den zelfden tyd uit de zakken
van de Borft glipt door kleine openingen, welken
’er doorgang aan geeven om uit te fpatten
in de groote holligheid, die onder het Brilswys’
Been is , en waar de Vliezige Rietjes ontbloot
en als zweevende zyn: aldaar botft dezelve
van alle zyden op de uitwendige oppervlakte
van deeze Rietjes, en ftaat de perfing tegen
van de Lug t, die door derzelver holte pafleert;
?t welk noodwendig zeer vaardige en werkzaa-
me drillingen maakt, waar van de Stem der
Vogelen afhanglyk is.
Hier van kan men zig zeer gemakkelyk overtuigen
, aangezien hunne Stem zig niet meer
hooren laat, zo dra men het Vlies van het
Brilswys’ Been heeft doorboord en dus uitgang
gegeven aan de L u g t , welke de binnen Lug t,
gaande door de Rietjes, in evenwigt hieldt, en
dat de Klanken weder voortgebragt worden, zo
dra men de gemaakte opening digt toe houdt met
den Vinger. Die Froefneeming kan op alle
kottlings geftorven Vogelen in ’t werk gefteld
worden, dryvende de Lugt in de zakken van
de Borft door middel van een Blaaspyp, welke
men ingebragt hebbe door eene kleine opening,
tuflchen twee Ribben naby het Borftbeen gemaakt
: want alsdan zal men zeer duidelyk de
I, Dctt. IV. Stuk, klank