II. „ ken, dat in ’t algemeen al het Gevogelte, *t
A fdeel ^ welk ons } jn September, Oktober en Novem-
I’ ^00FD" 5> ber, zulk een overvloedige Jagt geeft, ten
STUK*
,, dien tyde ons Eiland paflèert: waar van men
„ egter, zo ik meen, de Sneppen moet uit-
,, zonderen.
De Gaai- }> Ik heb vergeten te zeggen, dat de Barbajen
zvn
Trek-voge- jj rifche Gaaijen, die van de Natuurbefchry-
'en* ,, vers Straatsburgfcbe ■ (*) genoemd worden ,
„ hier ook in Mey en September paffeeren.
„ Deeze Vogelen fchynen hun Neft in de
,, Grond te maaken. Een Jaager heeft my ver-
,, zekerd, dat hy in de Maand Juny ’er een zag
,, komen uit een hoop Aarde, daar een gat in
„ was ter grootte van een Vuift, en op die
„ plaats graavende, naar ’t beloop van het Gat,
, , ’t welk zig waterpas uitftrekte, vondt hy,
, , ter diepte van een Voet of daar omtrent,
,, een Neft van Kaf en Takjes, waar in twee
„ Eijeren waren De Heer Adajsson heeft,
ét
op zyne Togt naar Senegal, niét ver van de
Kuft ook zulke Gaaijen ontmoet, die hy' verzekert
dat Trekvogelen zyn , komende des
Zomers, voor eenigen tyd, in de Zuidelyke dee-
len van Europa en tegen den Herfft weder
naar Afrika vertrekkende, om daar hunVerblyf
te houden in ’t overige van het Jaar ( f) .
Hier door vervalt het denkbeeld van Klein,
dat
(*) Garrulus Argentoratenfis. R aj.
Tah. 109.
(t) Fejage au Senegal, p .i6,
dat de Vogelen nooit uit het Wereldsdeel,
waar in zy geboóren zyn , verhuizen zouden,
om een warmer Geweft tegen den Winter op te
zoeken (*), en, dat dit weezentlyk met verfchei-
de Vogelen plaats heeft, blykt ons nader uit de
Waarneemingen van den geleerden Heer H as-
selquist, op zynen Togt naar de Oofterfche
Landen, die ons het volgende berigt geeft ( f) .
„ De Plevieren en verfcheide Soorten van Snep-
,, pen trekken in de Maanden December en Ja-
„ nuaryklein Afiein; doch in Egypte, daarzy
„ uit Griekenland en Turkye (even als uit Euro-
„ pa in klein Afie) haar Winterleger neemen, ko-
„ men zy reeds in ’t begin van Oktober. De
, , Spreeuw trekt uit Vrankryk, Italië en de Zui-
„ delyke deelen van Europa, in de Winterr
„ Maanden naar Egypte. In de Maand Septem-
„ ber komen ’er de Ortolaanen. De Groene Braak-
,, vogel landt ’er in de Maand November aan,
„ houdende ’er den geheelen Winter en het
„ grootfte deel des Voorjaars zyn verblyf. De
„ Kievit komt in de Maand September in Egypte,
„ alwaar hy den geheelen Winter vertoeft, ’t Is
„ wei waar, dat de onzen vroeg weg gaan, doch,
„ of zy naar Egypte vertrekken, durf ik van
,, hun zo min verzekeren als van onze Plevie-
„ ren. De Smienten en wilde Eenden komen in
„ de Maand November, na de Overftroominm
Sen
(*) Zie het V. Deel der Vipgezogte Verhandel, bladz. 3$.
(j) .Amanit. „ 4 cad. Vol. IV. p. f 79.
I ,D iu . IV. Stuk, B 3
I. Hoofdstuk.
Waarnee-
minsen
van Has-
«e lq u ist
in Egypte.