Ir,
Afdeel.
IV.
H oofdstuks
l t
Cryfaetos.
Goud* A*
tend.
Pooten bruin. Onder de Slagpennen der Vier*
ken zyn eenigen voor een gedeelte w it ; zo
ook de Beftuürpennen van de Staart, tot de
helft haarer langte, van den wortel af gerekend.
De Kring der Oogen is Hazelnooten - kleur,T
het Wafeh of Vlies aan ’t grondftuk van den
B e k , rood, doch de Bek zelf blaauwagtig. De
Pooten zyn , tot aan den oorfprong der Vingeren
, met vuilwitte Pluimen gevederd. Derzel-
ver Vingeren zyn geel, en de Nagelen zwart.
J ohkston heeft twee Afbeeldingen gegeven
van deezen Arend, onder den naam van Mela-
mtus, die van Aldrovandus zyn ontleend en
niet zeer naauwkeurig. De Figuur van F r isc h ,
Tab. 69., is beter. Men kan, ten opzigt van
de Geflalte, onze Afbeelding, P la a t XXX.
Fig. i , die egter niet van deezen maar van
den Malabaarlen Arend is , en, ten opzigt van
de grootte, die van den Baardgicr, .P la a t
X X IX . Fig. 2. vergelyken. De Haazen-Arend
is een weinig grooter dan de Baardgier, de
Goud - Arend overtreft wederom deezen en de
roffe o f aJgemeene Arend is de allergrootse, ge-
lyk wy zien zullen ; hoewel deeze nog- van
den grooten Zee-Arend of Beenbreeker, die
byna de dubbelde hoogte van de hier afge-
beelde Arenden heeft, wordt overtroffen.
(2) Valk met Geel Wafeh, de Pooten Wollig,
het
(2) Falco Cera lutea, pedibus Laratis, Corpore fusco
ferrugineo vario , Cauda nigrabafi Cinereo undulata.Fd»»
Suecic. <[6. Aquila' Chryfaè'tos. Will, Ornithol. 27. Tab;
ï . Rajf. ^Ay. 6, N. 1 Aldroy. Ornith, T, U, Cap. 2.
bet L y f uit bruin en Roeftkleurig gemengeld
, de Staart zwart, aan ’t grondJiukAfch-
graauw gegolfd.
Deeze , dié de Göud-Arcttd geheten wordt
degens de kleur van zyn Pluirriagie, is by dg
ïlebreen Nefer genoemd géweeft, Welke Naam
’ér door de Arabieren nog aan gegeven wordt;
Men houdt hem voor den aanzienlykften onder
de Arendeh , die hy ook in Lyvigheid ovèf-
tfeft. In beide opzigten wordt hy genoemd dé
Koninglyke Arend. Men vindt hem door geheel
Europa , ën Zélfs iri dé Nbordelyke dee-
len, alwaar lly in hoöge fteile Rotfen huièveft.
L inn./'eüs verhaalt, dat hy grooter zy daii
een Gans: het L y f van vooren rosagtiger vati
agterën zwarter; de Staart dunnetjes doorfpreid
hebbende met witte Vlakken; de Beencn wollig
met geele Vingeren , welker langte de Nagels
évenaarèn. De Bek is kort, met een kromme
zwarte punt. Hy legt vief Eijéren. B r is -
Son bepaalt de langte, vaü ’t end des Beks toe
aan ’t uiterfte van deStaart,op drie Voeten eil
tot aan dat der Nagelen op twee Voeten agt
Duimen, volgens de maat, die hy aan een op-
gezettén Vogel van deeze Soort in het Kabinet
van R èaümBr genomen hadt. Hy komt, zegt
deéze Fleer, in Düitfchland menigvuldig voor.
Van deezen Arend is ’t , dat B elloniüs
fpreekt, wanneer hy ons verhaalt, dat de Boeren,
het Neft van zulk een Vogel gevonden
2, DkeiL, IV. Stuk. I hebs
II;
A fdeel;
IV;
Hoofd;
stuk;
Vébrded
der Arendb-
Nefteus