II, nen zyn ook wit getipt: hy heeft een zwarte
A fdeel, ftreep langs den Hals, als de anderen, en ’t
XVII. Mannetje is boven op ’t Hoofd rood.
I - iC O F D - J r
stuk. Behalve deezen heeft Brisson vericheide uit-
Kanadafche heemfche bonte Spechten, waar onder die van
pi x x \v . Kamdciy door ons afgebeeld, de grootte byna
•** ?' heeft van den grooten Europifchen bonten. De
kleur is van boven zwart, op ’t bovenfte van
de Rug met wit gemengeld; het Agterhoofd getekend
met een bleek Oranje-kleurigen Band.
Een witte ftreep loopt, wederzyds, van de hoeken
des Beks langs den Hals neer. Van de
zwarte Slagpennen zyn de drie buitenften de ui-
terfte helft w it, en de naaftvolgende hebben vuilwitte
tippen. De Bek is Hoornkleur, de Poo-
ten en Nagelen zyn grys-bruin.
Groote De groote bonte Specht van Mexiko, dien
bonte van Seba af beeldt, en welken Klein Jaculator o f
°" de Schieter noemt, dat fommigen Harpoenier
verraaien; draagt by Moehring den naam van
Qrrnix of Kraay; hoewel hy oordeelt, dat dezelve
zeer naby komt aan den Graauw-Specht.
- - De grootte is omtrent als die van onzen groenen
Specht; de kleur van boven zwart, van
onderen wit, met rood gefchaduwd : hy heeft,
wederzyds, een witte ftreep agter de Oogen;
de Schoudervederen zyn wit; de Staartpennen
wit en zwart bont.
p 3)
Specht: die wit en zwart bont is , met drie- II
v t / . • r> - A f d e e l . Vingenge Pooten. K i
Onder de bonte Spechten is deze de zonder- Hoofd-
lingfte, dewyl hy van hun allen verfchut door x
de Pooten , die niet meer hebben dan drie Vin - Tridaflylus.
gers of Klaauwen. H yk om t, inSweeden, dik- Dne-Vin'
wils voor, aan de hoqge Bergen van Laplandger,ge*
en Dalekarlie, als ook in Siberie en aan de Hud-
fons-Baay, zegt L innjEüs , die ’er één, in ’t Jaar
1734, op zyne Rejze naar Dalland kreeg,
welken hy toen als een nieuwen en nooit be-
fchreevenen Vogel aanmerkte. Brisson twyfelt,
o f deze ook het Wyfje ware, en die, waar van
E dwards de Afbeelding geeft, het Mannetje
van deze Soort van Spechten. Op deeze on-
derftelling denkt h y , dat die van Cayenne, wej-
ke in ’t Kabinet van Reaumur was, milTchien
wel de zelfde mogte zyn.
De grootte is omtrent als de middelbaare bonte
Specht: de kleur is boven zwart, in !t Mannetje
met witte dwarfe Vlakken : van onderen
wit, de zycfen met zwarte dwarsftreepen : een
witte band onder de Oogen; de Staartpennen
zwart, ten deele met witte en rosagtige tippen.
Het Mannetje heeft den top van’t Hoofd rood,
zegt
(13) Picus alb® nigroqiie varius, Pedibus tridaftylis.
Faun. Suec. §4. ^Acl. Stockh. 174°’ P' -2 2 - Pitus frida£fcy-
lus. Edw. ^A.y. 114. T. 114. Picus tridadtylus anomalus*
JMus. Petrop. 468.
I. Dïel, IV. Stok. Bb 5