n de Hoofdftad van Chili, hebbende negen voe-
^edeel. ten vlugts, en op ’t Hoofd een bruine Kam,
Hoop die niet was ingefneeden. Deze Vogelen, voege
stuk, hy ’er b y , zyn doorgaans groot en lterk genoeg
, om een Lam te kunnen weg voeren.
Als zy zulk een roof in den zin hebben, begee-
ven zy zig , veelen te gelyk, rondom een Kudde,
en loopen met de Wieken uitgefpreid, t
welk de Lammeren digt by elkander doet
kruipen, zo dat zy den dans niet ontfpringen
kunnen, en de Vogels neemen ’er van dat hun
behaagt. Pater FsuiLLéE is omtrent het dooden
van zulk een Vogel zeer omftandig , als
volgt ( f ) .
Inden jaare 1710, wanneer hy zig bevondtinde
•
Valey van Tlo in het Ryk van Peru, den 27
Juny,. ’s namiddags , ten platten Lande eenig
tydverdryf zoekende, wierdt hy een Roofvogel
EenCun-
turgefchoo ■*-n door Pa.
ter Feaïllée,
gewaar, van verbaazende grootte, gelyk
hy te vooren, by ’t opgaan van het Gebergte
, o-ezien hadt. Dy naderde denzelven , die
op een Rotsfteen za t, en trof hem, doch zodanig
niet, o f de Vogel was nog in Raat om
naar een andere Rots te vliegen, aan den
Zee-Oever; maar aldaar werdt hy door een Kogel
zodanig getroffen, dat hy om verre tuimelde.
Niet zonder veel moeite en gevaar
fleepte de Pater hem, met hulp van een Matroos,
naar om laag en tot in zyne Tent, alwaar hy
’er
(I) Jottrti. des Obferv. P b j fa . Pag. 640. Ed*
'er de volgende byzonderheden van optekende. jj.
De Wieken, ten naauwkeurigfte gemeten, Afdeel.
hadden, van het eene end tot het andere, Wj*
eene uitgeftrektheid van elf Voeten vier Dui- stuk.*
men, en de groote Slagpennen, die glimmend
zwart waren, hadden de langte van twee Voeten
eh twee Duimen. De dikte van den Bek
was met de grootte van ’t Lighaam evenredig: de
langte drie Duimen en zeven Liniën; het bovenlip
deel was fcherp, haakig, krom en wit
aan het end, voor ’t overige zwart. Een korte
wolligheid, donkergraauw van kleur, bedekte
den geheelen Kop. De Oogen waren
zwart, en met een bruinrooden Kring. Voorts
was zyn geheele Pluimagie helder bruin; zelfs
het onderfte van den Buik, en de Vederen die
de Dyën tot aan de Kniejen bedekten. De
langte der Dyën was ruim tien, die'van de
Schenkelen iets meer dan v y f Duimen. De
Voet was faniengefleld uit drie Klaauwen van
vooren en eene van agteren, zynde deze laatfle
anderhalf Duim lang , en beftaande uit een enkel
Gewricht, uitloopende in een zwarten Nagel,
De middelde der Voorklaauwen o f Vingeren
hadt de langte van v y f Duimen, en
twee derde Duims, beftaande uit drie Gewrichten
, en met een Nagel van ruim anderhalf
Duim lang , die insgelyks zwart was,
gewapend. De andere twee Voorvingeren waren
drie Duimen lang: de binnenftè hadt twee,
de buitenfle vier Gewrichten of Geledingen,
j.deei, iv. siux, C 3 De